hoofdstuk concludeert dat er een sterke relatie is tussen de beheersing van basisvaardigheden in de groepen drie en acht. Daarnaast blijkt dat een deel van de prestatieverschillen aan het einde van het basisonderwijs, bijvoorbeeld tussen leerlingen van verschillend geslacht en van ouders met uiteenlopend opleidingsniveau, al in groep drie is ontstaan. De prestatiekloof tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond, in het voordeel van leerlingen zonder migratieachtergrond, lijkt gedurende het basisonderwijs kleiner te worden. In het tweede hoofdstuk wordt onderzocht hoe verschillende basisvaardigheden zich gedurende het basisonderwijs tot elkaar verhouden. Een gedachte-experiment of similatie in die hoofdstuk laat zien dat een positieve impuls in de ene vaardigheid over de tijd samenhangt met verbeteringen in de andere vaardigheden. Aan de hand van de bevindingen uit het tweede deel van het proefschrift worden enkele beleidsimplicaties gepresenteerd. Ten eerste worden aangeraden om zo vroeg mogelijk te investeren in basisvaardigheden. De bevindingen uit het tweede deel van dit proefschrift suggereren dat achterstanden aan het einde van het basisonderwijs tussen leerlingen met verschillende niveaus van ouderlijke opleiding kunnen worden verkleind, indien gewenst, door middel van vroege interventies. Ten tweede moeten investeringen gericht zijn op diegenen die ze het meest nodig hebben. Hoewel het buiten de reikwijdte van dit proefschrift valt om vast te stellen wie dit het meest nodig heeft, stel ik dat het een doel voor beleidsmakers zou moeten zijn om er op zijn minst voor te zorgen dat elk individu over het minimale niveau van basisvaardigheden beschikt om in de samenleving te kunnen functioneren. Ten derde moeten beleidsmakers onderzoek naar basisvaardigheden ondersteunen. Tot 163
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw