161 Nederlandse samenvatting omgaan met emoties tot beter resultaat kan leiden bij mensen met BED. Dialectische gedragstherapie voor BED (DGT-BED) is zo’n interventie. De theorie waar DGT-BED op is gebaseerd, gaat er vanuit dat eetbuien worden getriggerd door negatieve gevoelens en dat eetbuien leiden tot afname van die negatieve gevoelens. Eetbuien zijn daarmee een begrijpelijke, maar niet helpende manier om met emoties om te gaan. De behandeling richt zich primair op het aanleren van adequate emotieregulatievaardigheden die in plaats komen van de eetbuien. DGT-BED bleek al eerder effectief in vergelijking met een wachtlijst- en een placebogroep, maar was nog niet eerder direct vergeleken met CGT in een groep met enkel BED. Daarom wordt in dit proefschrift eerst de effectiviteit van DGT-BED direct vergeleken met de effectiviteit van CGT (Hoofdstuk 3 en 4). Op basis van de theorie verwachten we dat DGT-BED tot betere resultaten zal leiden. Vervolgens onderzoeken we of bepaalde subgroepen, met bepaalde kenmerken, meer van de ene of de andere behandeling kunnen profiteren (Hoofdstuk 5). Zicht op deze kenmerken, zogenoemde moderatoren, maakt dat je gerichter behandeling kunt aanbieden wat de kans vergroot op een effectieve behandeling. Tot slot kijken we of bepaalde kenmerken van deelnemers bij aanvang van de behandeling het therapieresultaat in algemene zin kunnen voorspellen (Hoofdstuk 2 en 5). Deze algemene voorspellers zouden dan iets zeggen over wie meer of minder kans heeft om te profiteren van de therapie en daarmee aanknopingspunten kunnen bieden voor het gericht ontwikkelen of bijstellen van behandelinterventies. Alle vier de studies uit dit proefschrift zijn uitgevoerd bij GGNet Amarum, een expertisecentrum voor eetstoornissen met vestigingen in Nijmegen en Warnsveld. Mensen met eetstoornissen komen daar op verwijzing van hun huisarts of andere specialist. Daarmee staat dit proefschrift met twee benen in de klinische praktijk. Effectiviteit van DGT-BED vergeleken met CGT+ Bij de start van het onderzoek was binnen GGNet Amarum een intensief CGT-programma (CGT+) goed ingebed en ingetraind. CGT+ (gebaseerd op Fairburn e.a., 1993) bestond uit 20 wekelijkse ‘behandeldagen’ met steeds drie therapie-onderdelen van elk 75 minuten (in totaal 3,75 uur per week). Daarnaast bestond de mogelijkheid deel te nemen aan een partnergroep en aan zes follow-up sessies, gericht op terugvalpreventie. In Hoofdstuk 2 lieten we zien dat CGT+ effectief was bij mensen met BED of subklinische BED (BED, zonder dat volledig wordt voldaan aan alle criteria). Eetbui-pathologie nam met een groot significant effect af tussen de start en het einde van de behandeling en deze afname bleek na zes maanden nog steeds te bestaan. In Hoofdstuk 3 en 4 vergeleken we de effectiviteit van CGT+ en DGT-BED. DBT-BED omvat 20 wekelijkse bijeenkomsten van elk twee uur, zonder partnergroep en met slechts één follow-up sessie, een half jaar na het einde van de behandeling. Deze was dus minder intensief dan CGT+ en in die zin was
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw