239 Dutch summary | Nederlandse samenvatting SST, ZIC1) gemeten in urinemonsters van zowel baarmoederkankerpatiënten (n=42) als gezonde controles (n=46). Door urine te centrifugeren is het mogelijk om deze in verschillende fracties op te delen, namelijk het urine sediment en het urine supernatant. Uit een uitgebreide vergelijking van verschillende urinefracties bleek dat alle soorten urinemonsters kankersignalen bevatten, maar dat ongecentrifugeerde urine het beste is voor het opsporen van baarmoederkanker. Methylatie van GHSR liet een uitstekende voorspellende waarde zien (AUC 0.95). Deze voorspellende waarde is een getal tussen de 0 en 1, dat aangeeft in welke mate een test kan onderscheiden tussen gezonde personen en personen met ziekte. Hoe dichter deze waarde bij de 1 ligt, hoe beter het onderscheid tussen deze twee groepen kan worden gemaakt. Dit is de eerste studie die aantoont dat baarmoederkanker nauwkeurig opgespoord kan worden in urine met behulp van DNA-methylering. Hoofdstuk 3 bouwt voort op de nieuwe bevindingen van Hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk is eerder werk over het opsporen van baarmoederkanker in patiëntvriendelijke monsters samengevat. Een systematische zoekactie die begon met 1556 relevante artikelen resulteerde in negen geschikte onderzoeken. Eerder beschreven monsters waren uitstrijkjes afgenomen van de baarmoedermond en baarmoeder, vaginale swabs en vaginale tampons. In totaal werden er 15 DNA-methylatiesignalen met een hoge voorspellende waarde (AUC-bereik 0.80-0.96) beschouwd als het meest interessant voor verder onderzoek. We beschrijven ook dat de test nauwkeuriger kan worden gemaakt wanneer meerdere soorten DNA-methylatiesignalen worden gecombineerd. Hoofdstuk 4 beschrijft onderzoek naar negen soorten DNA-methylatiesignalen voor het opsporen van baarmoederkanker in verschillende soorten patiëntvriendelijke monsters. Hierbij hebben we urine, zelfafgenomen vaginaal materiaal en uitstrijkjes van de baarmoedermond die door een arts zijn afgenomen met elkaar vergeleken. DNA-methylatiesignalen voor het opsporen van baarmoederkanker waren gebaseerd op zowel onze studie beschreven in Hoofdstuk 2 (GHSR, SST, ZIC1) als het systematische literatuuronderzoek beschreven in Hoofdstuk 3 (ADCYAP1, BHLHE22, CDH13, CDO1, GALR1, HAND2). Gepaarde monsters werden verzameld van baarmoederkankerpatiënten (n=103) en vergeleken met ongepaarde monsters van gezonde controles (n=317). Combinaties van meerdere signalen lieten uitstekende voorspellende waarden zien voor het opsporen van baarmoederkanker in urine (AUC 0.95), zelfafgenomen vaginaal materiaal (AUC 0.94) en uitstrijkjes van de baarmoedermond die door een arts zijn afgenomen (AUC 0.97). De uitkomsten van dit onderzoek tonen aan dat het opsporen van baarmoederkanker in thuis verzamelde monsters (urine en zelfafgenomen vaginaal materiaal) veelbelovend is en vergelijkbaar is met monsters die door een arts zijn afgenomen (uitstrijkjes van de baarmoedermond). A
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw