Thesis

320 Appendices Met betrekking tot het GGZ-beleid voor forensisch psychiatrische patiënten bevelen we aan om de samenwerking tussen formele zorg en informele zorg te faciliteren – een samenwerkingsparadigma, daar in dit onderzoek is aangetoond dat informele sociale netwerkinterventies (1) geïmplementeerd kunnen worden en (2) de potentie hebben om behandeluitkomsten bij forensische patiënten met complexe problemen en zorgbehoeften te verbeteren. Om de informele sociale netwerkinterventie succesvol te implementeren in de klinische praktijk, wordt het belangrijk geacht om ambassadeurs of coördinatoren aan te stellen in zowel formele als informele zorginstellingen om informatie met elkaar uit te wisselen, andere medewerkers te informeren en patiënten te indiceren. Verder dienen er duidelijke afspraken gemaakt te worden tussen de formele en informele zorg partners over het delen van privacygevoelige informatie van patiënten, zowel vóór inschrijving als tijdens de interventie. In ons onderzoeksproject besloten we bijvoorbeeld geen informatie te delen over de criminele antecedenten en psychiatrische diagnoses van patiënten, omdat deze informatie irrelevant werd geacht voor vrijwilligers en stigmatiserende gedachten en overtuigingen zouden kunnen oproepen. Bovendien werden patiënten op deze manier zelf in staat gesteld te beslissen of ze deze kwesties al dan niet met de vrijwilliger wilden bespreken. Wat betreft het beleid in formele zorginstellingen zou de informele sociale netwerkinterventie kunnen worden opgenomen als een optie in behandelplannen en dienen behandelaren gefaciliteerd te worden om sociale netwerkinterventies te bespreken met patiënten en om patiënten te helpen bij het initiëren en nakomen van afspraken met de informele zorg. Voor informele zorginstellingen geldt dat er meer tijd zou moeten worden uitgetrokken voor de intake van forensische patiënten en is het belangrijk om flexibele procedures te hanteren (d.w.z. procedures waarin patiënten en vrijwilligers ruim de tijd krijgen om een relatie te ontwikkelen en waarin flexibel kan worden omgegaan met no show) (Burn e.a., 2020; Priebe e.a., 2020). Daarnaast vergen training en supervisie van vrijwilligers in de forensisch psychiatrische zorg meer tijd. In lijn met de aanbevelingen in dit proefschrift, wordt het belang van de samenwerking tussen formele zorg en informele zorg de afgelopen jaren herhaaldelijk benadrukt door adviesorganen van de overheid (Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, 2022; Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, 2022). Op basis van dit onderzoek kunnen ook wij stellen dat het verlenen van geestelijke gezondheidszorg moet worden gezien als een “sociale kwestie” (Bussemaker, 2019), waarin burgers actief zouden kunnen participeren om de behandeluitkomsten bij forensisch psychiatrische patiënten met complexe en chronische problemen te verbeteren. Het is echter de vraag in hoeverre burgers in de huidige samenleving in staat zijn om actief deel te nemen aan langdurige vrijwilligerstrajecten voor kwetsbare individuen, omdat burgers mogelijk al bezet zijn door werk als gevolg van een veeleisende arbeidsmarkt en door de toenemende informele zorgtaken in hun eigen

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw