316 Appendices sisch) psychiatrische patiënten. Daarnaast toonde ons onderzoek aan dat het versterken van het ondersteunend sociaal netwerk bij forensisch psychiatrische patiënten een complexe en uitdagende taak is (Biegel e.a., 1994, 1995). Over het algemeen bleken de behandeleffecten van sociale netwerkinterventies bescheiden of zelfs afwezig en is het duidelijk dat er geen “one-size-fits-all” interventie bestaat (Cassidy et al., 2019; Heaney & Israel, 2008; Priebe et al., 2020; Purgato et al., 2021; Siette et al., 2017). Bovendien zijn onze bevindingen gebaseerd op een eerste RCT naar een informele sociale netwerkinterventie bij forensisch psychiatrische patiënten. Toekomstig onderzoek is daarom nodig om (1) de effectiviteit van interventies beter te begrijpen- “who should provide what to whom (and when)” (Heaney & Israel, 2008) en (2) gepersonaliseerde interventies te ontwikkelen om de effectiviteit voor individuele forensisch psychiatrische patiënten te optimaliseren. RCT’s zijn onbetwist de “gouden standaard” voor het bepalen van de effectiviteit van interventies. We zijn het echter ook eens met onderzoekers die het gebruik van RCT’s voor de effectiviteit van complexe sociale interventies, zoals (informele) sociale netwerkinterventies, eerder ter discussie stelden (Mead et al., 2010; Priebe et al., 2020; Wolff, 2000). Het is waarschijnlijk dat onderzoekers die RCT’s naar complexe interventies uitvoeren, worden geconfronteerd met pragmatische en methodologische uitdagingen (Sanson-Fisher, Bonevski, Green, & D’Este, 2007; Siette et al., 2017). Wat betreft de pragmatische uitdagingen, hebben we bijvoorbeeld geleerd dat het uitvoeren van een RCT bij forensisch psychiatrische patiënten een tijdrovende exercitie was. Onze inclusieperiode duurde ongeveer drie jaar en er moest veel moeite en tijd geïnvesteerd worden in de dataverzameling; dit duurde in totaal ongeveer vierenhalf jaar. Bovendien is het ondanks deze inspanningen nog steeds waarschijnlijk dat soortgelijke onderzoeken te maken krijgen met een beperkte behandeltrouw en studie-uitval, waardoor de steekproefgrootte en effectschattingen in het gedrang komen (Ali et al., 2021; Harris et al., 1999). Bovendien dient rekening te worden gehouden met de ethische bezwaren die kunnen ontstaan als gevolg van een randomisatieprocedure, aangezien het onwenselijk is om kwetsbare patiënten populaties een potentieel gunstige interventie te onthouden (Sanson-Fisher et al., 2007; Wolff, 2000). Wat betreft de methodologische uitdagingen voorzien we, naast de relatief kleine steekproefgroottes die niet ongebruikelijk zijn bij RCT’s met psychiatrische populaties, de potentiële moeilijkheden bij het implementeren van gestandaardiseerde interventieprotocollen en het feit dat forensische patiënten populaties vaak heterogeen zijn. Na het uitvoeren van een RCT naar een sociale netwerkinterventie bij forensische patiënten, zijn we dus mogelijk niet voldoende in staat om te bepalen wat werkt voor welke individuele patiënt en wanneer (Purgato et al., 2021; Sanson-Fisher et al., 2007; Wolff, 2000). Betoogd werd dat RCT’s onvoldoende informatie verschaffen op individueel niveau en niet ideaal zijn
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw