Thesis

312 Appendices de interventie werd belemmerd door moeilijkheden op het gebied van hun bereidheid en attitudes. Daarnaast bleek er sprake van een onhandige timing van de interventie doordat patiënten te druk hadden met problemen en verantwoordelijkheden. Bovendien toonden patiënten een onwil en onvermogen om zich te richten op andere sociaal netwerk gerelateerde doelen dan het aangaan van een relatie met de coach. Ook verbeterde het sociale leven van patiënten niet duidelijk door de FNC-interventie. Over het geheel genomen tonen de ervaringen dat de ontwikkeling van een ondersteunende band tussen patiënten en coachende vrijwilligers in de maatschappij een betekenisvol doel op zichzelf is dat verdere persoonlijke groei bij forensisch psychiatrische patiënten zou kunnen initiëren. Voor implementatie is van belang om de informele sociale netwerkinterventie af te stemmen op de specifieke behoeften van patiënten, rekening houdend met hun bereidheid en attitudes en de timing van de interventie. In hoofdstuk 5 worden de kwantitatieve resultaten van de RCT beschreven. Hier onderzochten we het effect van de sociale netwerkinterventie (FNC) als aanvulling op TAU vergeleken met TAU op het mentaal welbevinden (primaire uitkomst), algemeen psychiatrisch functioneren, aantal opnames en de opnameduur, crimineel gedrag en het aantal detenties (belangrijke secundaire uitkomsten), evenals andere secundaire behandeluitkomsten bij forensisch psychiatrische patiënten. Daarnaast werden de behandeleffecten van patiënten met verschillende niveaus van behandeltrouw, te weten: geen behandeltrouw, een lage of een hoge behandeltrouw, op primaire en belangrijke secundaire uitkomsten onderzocht. Tot slot werden potentiële moderatoren van behandeleffecten onderzocht. Gegevens van 102 forensisch psychiatrische patiënten die willekeurig werden toegewezen aan TAU met en zonder toevoeging van FNC (TAU+FNC-groep versus TAU-groep) werden verzameld en opgenomen in de statistische analyses. De resultaten lieten geen significante verschillen zien tussen patiënten in de TAU+FNC-groep en TAU-groep op het mentaal welbevinden. Er werden echter wel significante voordelen op opnameduur en crimineel gedrag gevonden bij patiënten in de TAU+FNC-groep ten opzichte van de TAU-groep. We vonden hierbij geen bewijs voor dose-response effecten. Exploratieve analyses toonden aan dat behandeleffecten werden gemodereerd door geslacht, de aanwezigheid van primaire stoornissen in middelengebruik en comorbiditeit. We concluderen dat, hoewel er geen verschil werd gevonden op mentaal welbevinden en de meeste secundaire behandeluitkomsten, de gevonden positieve effecten op opnameduur en crimineel gedrag laten zien dat standaard forensisch zorg verbeterd kan worden door toevoeging van een informele sociale netwerkinterventie. Verder benadrukken we dat deze eerste uitkomsten toekomstig onderzoek rechtvaardigen om te bepalen welke patiënten baat hebben bij deze interventies en hoe de behandeleffecten verder verbeterd kunnen worden.

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw