95 Argumenteren vanuit identiteitsverschillen: Discours Ethiek komen of zelfs teweeggebracht kunnen worden.121 Bovendien heb ik aan het begin van deze paragraaf aangenomen dat de afgevaardigden zelf wél een relativerende houding hebben ten aanzien van hun eigen identiteit; in een IRMC kan daar ook niet vanuit gegaan worden. 3.3.2 Discours als moreel-transformatieve ervaring Seyla Benhabib analyseert het probleem van de moderne ethische aanname aan de hand van een van Habermas’ aannames waarmee hij het Universaliseerbaarheidsprincipe (U) afleidt. (U) is af te leiden uit de regels voor argumentatie én wat het betekent om een norm te bepalen. Een norm bepalen houdt volgens Habermas in dat interpersoonlijke relaties gereguleerd worden in het ‘algemeen belang’ van alle potentieel betrokkenen (Habermas 1983a, 67). De vraag is hoe ‘algemeen belang’ begrepen wordt. Benhabib ziet drie mogelijke interpretaties: een minimale, een maximale en een kritische (Benhabib 1986, 311–12). In de minimale interpretatie kan ‘algemeen belang’ worden opgevat als geen interesse in elkaars belangen. Op basis van universele rechtvaardigheidsprincipes worden instituties ingericht die eventuele belangenconflicten kunnen oplossen. Dit is de interpretatie van Politiek Liberalisme. In de maximale interpretatie kan ‘algemeen belang’ worden opgevat als een harmonieuze situatie zonder conflict, waarin het universele en particuliere verenigd worden. Rousseau lijkt dit met zijn ’volonté generale’ in gedachten te hebben (Rousseau 1762, 53–54). De kritische interpretatie houdt in dat particularistische claims worden ontmaskerd, zodat er ruimte ontstaat voor normvoorstellen die echt in het algemeen belang zijn. Volgens Benhabib heeft Habermas de Discours Ethiek bedoeld als uitwerking van de derde (kritische) interpretatie, maar is hij bij de afleiding van (U) verstrikt geraakt in de maximale én minimale interpretatie. Als Habermas het morele domein afbakent tot die onderwerpen die ‘generaliseerbaar’ zijn, maakt hij het morele tautologisch en neemt hij een maximale interpretatie van het gemeenschappelijk belang aan (zie paragraaf 3.2.3). De vraag is of dan nog een discours nodig is. De resterende conflicten classificeert Habermas als ethisch, maar het is niet aannemelijk dat een ethisch discours in IRMC’s tot een transformatie van zelf-begrip leidt. Om toch maatschappelijke orde te behouden ontkomt Habermas niet aan een vorm van (politieke) onderhandeling in combinatie met wetshandhaving om stabiliteit te garanderen. Deze benadering sluit meer aan bij de minimale interpretatie, en komt overeen met de voorstellen van Politiek Liberalisme.122 121 Honneth bekritiseert Hegel op een vergelijkbaar punt: “… the ‘existence of difference’ is what allows ethical life to move beyond its natural initial stage and, in a series of rectifications of destroyed equilibria, ultimately leads to a unity of the universal and the particular. Put positively, this means that the history of human spirit is to be understood as a conflictual process in which the ‘moral’ potential inherent in natural ethical life (as something enclosed and not yet unfolded) is gradually generalized. (…) What remains completely unclear with regard to this basic conception, however, is what these undeveloped potentials of ethical life must be like, if they are to be already inherent, as an existing difference, in the initial structures of social life. And left equally open in the text is the question of the proposed shape of this process of recurring negations by which these same ethical potentials could develop in the direction of universal validity” (Honneth 1992, 15). 122 In de maximale en minimale interpretatie wordt (vaste) kennis van de eigen belangen en achterliggende behoeftes verondersteld. Dit is praktisch niet realiseerbaar en dus een idealiserende aanname (Anderson 2001, 200) In de 3
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw