93 Argumenteren vanuit identiteitsverschillen: Discours Ethiek 3.3 Van rationele argumentatie naar morele transformatie In deze paragraaf zal ik onderzoeken of het mogelijk is het probleem van Habermas’ moderne ethische aanname op te lossen zodat op basis van de Discours Ethiek toch een stabiele en rechtvaardige oplossing voor IRMC’s onderscheiden kan worden. Hiertoe zijn er twee opties denkbaar. De eerste is om de moderne ethische aanname van Habermas te verdedigen (paragraaf 3.3.1). De tweede optie is om de moderne ethische aanname van Habermas op te geven en een aangepaste Discours Ethiek te ontwikkelen (paragraaf 3.3.2).119 Voor beide opties laat ik zien dat de Discours Ethiek een transformatie van identiteit moet conceptualiseren om stabiele en rechtvaardige oplossingen van IRMC’s te onderscheiden. Ik sluit af met een conclusie en vooruitblik naar het volgende hoofdstuk (paragraaf 3.3.3). 3.3.1 Botsing van rationaliteiten Het bestaan van IRMC’s illustreert dat het rationaliseringsproces dat Habermas beschrijft en dat leidt tot een modern zelf-begrip waarin universele morele normen prioriteit krijgen boven andere persoonlijke waarden, in empirische zin nog niet is voltooid. Habermas’ aanname van een moderne leefwereld kan echter wel gezien worden als een gerechtvaardigde weergave van hedendaagse intuïties over moraliteit (Rehg 1994, 69). De analyse in paragraaf 3.2.2 ondersteunt bovendien de aanname dat het commitment aan rationele overeenstemming juist in IRMC’s gerechtvaardigd is. Wat betekent dit in de praktijk van een IRMC? Voor een praktisch discours geldt dat nooit iedereen wiens belangen mogelijk in het geding zijn tegelijkertijd aan het discours deel kan nemen. Een praktisch discours wordt in de realiteit gevormd door een serie van dialogen, waarbij het meestal niet mogelijk zal zijn dat iedereen die het kan raken daadwerkelijk actief betrokken is. Velen zullen bovendien niet de kennis hebben om relevante overwegingen te beoordelen en ook niet de tijd of wil hebben zich in de meest uiteenlopende onderwerpen zo grondig te verdiepen. Stel dat enkele vertegenwoordigers van beide partijen die gecommitteerd zijn aan rationele overeenstemming met elkaar een commissie vormen om een oplossing te vinden. Aannemende dat zij universele morele normen prioriteit geven, zouden zij volgens Habermas ‘in principe’ (zie paragraaf 3.1.3) tot een oplossing moeten kunnen komen. Deze oplossing is rechtvaardig omdat deze tot stand komt door argumentatie en hij is stabiel (binnen deze groep) omdat zij universele morele normen prioriteit geven. William Rehg stelt dan ook dat ‘something like trust must inhabit the heart of rational conviction’ (Rehg 1994, 237, mijn cursivering). Hiermee bedoelt hij dat er bij andere leden van een gemeenschap vertrouwen moet zijn in de groep die met elkaar tot een overeenstemming is gekomen. Kan zulk vertrouwen in een IRMC worden verondersteld? Accepteren mensen het oplossingsvoorstel dat in kleine kring is overeengekomen? 119 Omdat het opgeven van Habermas moderne aanname verstrekkende gevolgen heeft voor de theorie, spreekt Benhabib in plaats van Discours Ethiek van ‘Communicatieve Ethiek’ (‘communicative ethics’) (Benhabib 1986, 282). Om in de hoofdtekst geen nieuw begrip te hoeven introduceren houd ik vast aan Discours Ethiek, ook al wordt afstand genomen van een belangrijk aspect van Habermas’ denken. 3
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw