90 Hoofdstuk 3 (zie paragraaf 3.1.3). De wijdverbreidheid van identiteitsgerelateerde morele conflicten wijst er echter op dat dit rationaliseringsproces tenminste nog niet tot voltooiing is gekomen. De vraag voor dit onderzoek is juist of een stabiele en rechtvaardige oplossing kan worden onderscheiden in situaties waarin mensen (nog) geen relativerende houding ten opzichte van de eigen identiteit hebben aangenomen. Met andere woorden, juist het bestaan van IRMC’s laat zien dat aan Habermas’ ‘moderne ethische aanname’ niet is voldaan. Naast het zelfonderzoek van de activisten en traditionalisten afzonderlijk zou het ethisch discours ook betrekking kunnen hebben op de ‘ons’ van activisten en traditionalisten samen. Zij delen een samenleving, waardoor de vraag naar hun gezamenlijke zelf-begrip ook gesteld kan worden (vergelijkbaar met hoe in Politiek Liberalisme een concept van de persoon als burger is geïntroduceerd). Het gaat dan om de vraag hoe partijen hun relatie zien als groepen die een samenleving delen. Die ethische reflectie kan bevestigen dat zij in hun onderlinge relatie gecommitteerd zijn om tot een oplossing te komen. De inhoud van de afzonderlijke groepsidentiteiten hoeft dan niet aan bod te komen. Kortom, een ethisch discours kán tot een transformatie van fundamentele waarden leiden, maar in een gevestigd, hardnekkig IRMC heeft het zelf-begrip de interne toets der kritiek al overleefd. Onderhandeling Als partijen noch in een praktisch noch in een ethisch discours tot een oplossing komen, dan blijft volgens Habermas de optie van compromis over: “it is possible to deduce from the inconclusive outcome of practical discourses that the problems under consideration and the issues in need of regulation do not involve generalizable interests at all; then one should not look for moral solutions but instead for fair compromises” (Habermas 1991b, 60) In een ‘fair’ compromis wordt het belang van beide partijen in gelijke mate gediend. Dat vereist een gedeelde interpretatie van wat gelijk verdeeld moet worden (bijvoorbeeld welvaart, middelen/’resources’, mogelijkheden/’capabilities’). Gegeven het verschil in fundamentele waarde waar de partijen aan gehecht zijn, is er mogelijk geen sprake van een gedeelde interpretatie van wat gelijk verdeeld zou moeten worden (Heath 2001, 233–34). Bijvoorbeeld, voor de traditionalist zou de mate waarin een traditie in stand blijft de relevante grootheid kunnen zijn, terwijl het voor de activisten gaat om de mate waarin eenieder respect geniet.114 Het is mogelijk dat partijen in een IRMC een gedeelde interpretatie hebben of in dialoog ontwikkelen van de te verdelen grootheid. In de discussie over Zwarte Piet zou de te verdelen grootheid bijvoorbeeld begrepen kunnen worden als ‘gelegenheden voor zelfexpressie’. Binnen de Discours Ethiek is echter geen proces geconceptualiseerd waarin partijen tot een dergelijk 114 Partijen zouden tevreden kunnen zijn (of dit pretenderen te zijn) met een verdeling van kosten en baten, waarvan zij niet weten of ieders belang in gelijke mate wordt gediend. Dat is echter instabiel, omdat nieuwe informatie of zelfs geruchten aanleiding kunnen geven het bereikte onderhandelingsresultaat open te breken.
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw