591108-Bekkers

88 Hoofdstuk 3 niet tot een oplossing leidt, dan kan een ethisch discours plaatsvinden, waarin beide partijen hun eigen zelf-begrip verhelderen en kritisch onderzoeken. Tenslotte, als ook een ethisch discours niet leidt tot een ander zelf-begrip, resteert de mogelijkheid van onderhandelen, binnen spelregels die bepaald worden in een praktisch discours. Ik zal onderzoeken of op deze wijze een stabiele en rechtvaardige oplossing van IRMC’s onderscheiden kan worden. Praktisch discours In een praktisch discours doen partijen normvoorstellen en dragen zij argumenten aan voor deze normen. De traditionalisten stellen bijvoorbeeld als norm voor: “nieuwkomers bemoeien zich niet met al bestaande tradities”. Het normvoorstel van de activisten zou kunnen zijn: “een traditie die kwetsend is voor iemand, mag niet blijven bestaan”. Gegeven de fundamentele waarden van elk van beide partijen zijn beide normvoorstellen evident niet acceptabel voor beide. Juist omdat in een IRMC het morele conflict gerelateerd is aan wat mensen als essentieel beschouwen voor wie zij zijn, zal geen van beide partijen ooit met een voorstel komen dat door beide partijen geaccepteerd kan worden. Neem bijvoorbeeld een normvoorstel als “Zwarte Piet is toegestaan in de privésfeer, niet in het openbaar”. Voor de traditionalisten is dit onaanvaardbaar omdat Sinterklaas nu juist een collectieve, publiekelijke traditie is, inclusief Zwarte Piet. En voor activisten is dit onaanvaardbaar, omdat ze dan misschien in het openbaar niet geconfronteerd worden met Zwarte Piet, maar de socialisatie aan de hand van in hun beleving racistische stereotypering wordt in huiselijke kring gecontinueerd. Habermas maakt onderscheid tussen morele en evaluatieve kwesties (waarbij evaluatief betekent dat het gaat over waarden). Hij schrijft: “Moral questions can in principle be decided rationally, i.e. in terms of justice or the generalizability of interests. Evaluative questions present themselves at the most general level as issues of the good life (or of self-realization); they are accessible to rational deliberation only within the unproblematic horizon of a concrete historic form of life or the conduct of an individual life.” (Habermas 1983a, 108) Ofwel, een identiteitsgerelateerd vraagstuk kan alleen rationeel worden opgelost binnen een gedeelde leefwereld. Als een onderwerp niet gepaard gaat met ‘generalizable interests’, dan is het volgens Habermas geen moreel vraagstuk. Dit kan gelezen worden alsof Habermas het morele domein definieert als die vraagstukken die opgelost kunnen worden door rationele overeenstemming. Dat zou de Discours Ethiek tautologisch maken: als in een praktisch discours blijkt dat een onderwerp opgelost kan worden door rationele overeenstemming, dan is het moreel, en als het niet opgelost kan worden, dan is het evaluatief (in de zin van ethisch). Het wordt dan een empirische vraag of een thema een moreel vraagstuk betreft. term. Het gebruik van ‘praktisch discours’ in deze paragraaf komt dus overeen met wat Habermas aanduidt als ‘moreel discours’.

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw