591108-Bekkers

82 Hoofdstuk 3 is op een specifieke conceptie van het goede waardoor het geen rechtvaardige en stabiele oplossingen van IRMC’s kan onderscheiden. Er zijn drie manieren waarop het commitment aan rationele overeenstemming afwezig zou kunnen zijn. In de eerste plaats zou het commitment in zijn geheel afwezig kunnen zijn. In de tweede plaats is het mogelijk dat er wel sprake is van een commitment aan rationele overeenstemming, maar alleen binnen de eigen groep, en dus niet met de andere partij. Ik zal dit aanduiden als ‘groep-particularisme’.100 En, tenslotte, partijen kunnen op bepaalde onderwerpen wel gecommitteerd zijn aan rationele overeenstemming, maar niet als het identiteitsaspecten betreft. Deze laatste vorm noem ik ‘identiteit-particularisme’. Ik zal voor elk van deze posities betogen dat ze zelf-ondermijnend zijn. Een commitment aan rationele overeenstemming is onvermijdelijk Een leefwereld bestaat uit achtergrondovertuigingen die niet ter discussie gesteld worden, en medebepalend zijn voor het zelf-begrip van mensen. Is het voorstelbaar dat partijen in een IRMC een leefwereld hebben waarin het commitment aan rationele overeenstemming niet aanwezig is? Zoals de Discours Ethiek afhankelijk is van een ‘moderne’ leefwereld, zo zijn er andere leefwerelden voorstelbaar waarin moraliteit anders begrepen wordt.101 Hoe kan Habermas’ stelling gerechtvaardigd worden dat er voor mensen praktisch gezien geen alternatief is dan door argumentatie conflicten op te lossen? Om het universele karakter van de Discours Ethiek te bewaren, moet Habermas kunnen rechtvaardigen dat het commitment aan rationele overeenstemming niet zomaar een van de vele mogelijke invullingen van moraliteit is. Habermas moet laten zien dat het commitment aan rationele overeenstemming onvermijdelijk is voor elke (menselijke) leefwereld. Hij ontwikkelt hiervoor een transcendentaal argument waar ik een korte weergave van zal geven.102 Een transcendentaal argument neemt een oncontroversiële stelling als uitgangspunt. Bij Habermas is dit dat een mens niet anders kan dan onderdeel zijn van een sociaal-culturele leefwereld. Anders gezegd, het zijn van een mens is afhankelijk van het bestaan van een achtergrond van betekenissen die met anderen worden gedeeld. In een leefwereld delen mensen een ‘betekenishorizon’ (zie paragraaf 4.1.3) die constituerend is voor zelf-begrip. Voor dit moment volg ik Habermas in dit uitgangspunt (in paragraaf 6.1.2 zal ik dit nader onderbouwen). 100 Tot nu toe heb ik waarden van een specifieke groep aangeduid als ‘particulier’. Ik kies hier voor ‘particularisme’ omdat dat begrip uitdrukt dat particuliere belangen boven het algemeen belang wordt geplaatst en dat is de kern van de positie die ik hier onderzoek. 101 Het kritieke punt in deze passage kan ook begrepen worden in termen van Charles Taylor, wiens denken in het volgende hoofdstuk centraal staat. Taylor introduceert de term’ hypergoods’ (zie paragraaf 4.1.1). Een hypergood is niet zomaar een bepaalde waarde, maar een die voor een persoon of groep “provides an incomparably important standpoint from which particular goods are weighed, judged and decided about” (C. Taylor 1989, 63) . Charles Taylor claimt dat het commitment aan rationele overeenstemming een ‘hypergood’ is, en dat er ook andere hypergoods mogelijk zijn, die tot een andere invulling leiden van wat moreel zijn inhoudt. 102 Een belangrijke bron voor Habermas’ transcendentaal-pragmatische argument is (Habermas 1983a, 98–102). Een toelichting op het transcendentale karakter is te vinden in (Heath 2001, 281–89). Een anders opgebouwde argumentatie is te vinden in (Rehg 1994, 112–78).

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw