591108-Bekkers

76 Hoofdstuk 3 Belangrijker dan de exacte formulering van deze regels is het inzicht dat het volledig realiseren van zulke regels weliswaar een idealisering is, maar toch door deelnemers in een discours moeten worden verondersteld. Ze zijn constitutief voor een specifieke praktijk, namelijk argumentatie, die zonder ‘anticiperend’ uit te gaan van deze vooronderstellingen niet plaats kan vinden. Als deelnemers er in een discours niet van uitgaan dat ieder uitgaat van regels voor argumentatie, dan kan er geen rationele argumentatie plaatsvinden (Habermas 1991b, 31).85 Habermas gaat niet uit van een hypothetische, geïdealiseerde situatie conform de regels voor argumentatie om standaarden voor ‘waarheid’ en ‘rechtvaardigheid’ te beredeneren. De Discours Ethiek gaat uit van echte dialogen. Deze regels drukken daarom een regulatief ideaal uit. Dat wil zeggen: in het praktische streven naar waarheid en rechtvaardigheid is het zaak om condities te scheppen voor de uitwisseling van argumenten die deze regels zoveel mogelijk benaderen. Of dat lukt en wat de regels precies moeten zijn kan in een discours ook gethematiseerd worden. In het voorbeeld over voedseldistributie is te zien hoe deze condities ervoor zorgen dat overeenstemming wordt bereikt vanwege de beste argumenten. Iedereen in de betreffende gemeenschap kan aangeven hoe hij of zij denkt over de betwiste norm van gelijke verdeling van het beschikbare voedsel (ook de ‘luie’ Tom). Als Simone haar argumenten niet naar voren zou mogen brengen simpelweg omdat ze tegen een geldende norm in gaat, dan zou er consensus lijken te zijn, maar bovenstaande condities zijn niet vervuld. Er is dan sprake van onderdrukking, en de vigerende norm kan niet (langer) als rechtvaardig worden beschouwd. Als Robin, Simone en Tom gecommitteerd zijn het conflict op basis van argumentatie op te lossen, dan moeten ze eraan gecommitteerd zijn dat een eventuele ‘overeenstemming’ niet door machtsverschillen, manipulatie, misleiding en andere verstorende factoren tot stand wordt gebracht. Ofwel, ze veronderstellen dat iedereen de regels van argumentatie respecteert. Het Discours principe (D) gaat ervan uit dat het mogelijk is om een norm te rechtvaardigen voor iedereen die erdoor geraakt wordt.86 Om duidelijk te maken hoe in een discours de rechtvaardigheid van zo’n algemene norm bepaald kan worden, introduceert Habermas het ‘Universaliseerbaarheidsprincipe’ (U).87 Habermas claimt dat (U) kan worden afgeleid uit de regels voor argumentatie en wat het inhoudt om een norm te bepalen (Habermas 1983a, 92– 93).88 Een norm bepalen houdt volgens Habermas in dat interpersoonlijke relaties gereguleerd 85 Habermas beschrijft het vervullen van de condities voor rationele argumentatie ook wel als een ‘Ideale Spraak Situatie’ (ISS) (Habermas 1992, 323) De ISS is niet bedoeld als een hypothetisch, geïdealiseerd gedachtenexperiment, maar als een regulatief ideaal. Omdat de uitdrukking ISS wel de associatie kan oproepen met een hypothetische, geïdealiseerde procedure zal ik deze aanduiding vermijden. 86 (D) drukt het basisidee van de Discours Ethiek uit, waarbij (D) “presupposes that we can justify our choice of a norm” (Habermas 1983a, 66). 87 Het Universaliseerbaarheidsprincipe (U) vervult volgens Habermas voor een praktisch discours een analoge rol als het principe van inductie in een theoretisch discours. Zoals het principe van inductie de universele geldigheid van waarheidsclaims begrijpelijk maakt, zo zou (U) de universele geldigheid van rechtvaardigheidsclaims begrijpelijk moeten maken (Heath 2001, 229). Omdat de vraagstelling in dit proefschrift gericht is op rechtvaardigheid richt ik me op het praktisch discours. 88 William Rehg heeft de afleiding uitgewerkt in (Rehg 1991, 36–44).

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw