74 Hoofdstuk 3 de leden van deze gemeenschap, Robin, zegt: “Iedereen moet evenveel aardappelen krijgen.” Met deze taalhandeling claimt Robin verschillende dingen. Om te beginnen impliceert Robin dat er een groep mensen is en dat er zoveel aardappelen zijn geoogst dat iedereen evenveel kan krijgen. Dit zijn duidelijk objectieve claims waarvan de leden van de gemeenschap de geldigheid samen kunnen vaststellen. Naast deze objectieve beweringen drukt de uitspraak van Robin ook een andere geldigheidsclaim uit, namelijk dat de norm dat iedereen evenveel aardappel krijgt geldt, en dat deze rechtvaardig is. Deze claim heeft betrekking op het reguleren van interpersoonlijke relaties, ofwel de sociale dimensie. Laten we aannemen dat deze claim wordt betwist door Simone. Zij zegt: “Het zou inderdaad rechtvaardig zijn om de aardappelen gelijk te verdelen áls iedereen ook evenveel bijgedragen zou hebben aan de oogst, althans tenminste naar vermogen. Ik heb echter gezien dat Tom de hele middag in de schaduw heeft gelegen terwijl de rest in de brandende zon aan het werk was. Hij zou minder moeten krijgen.” Simone betwist Robins claim en introduceert andere geldigheidsclaims. Robin zou na deze uitdaging redenen kunnen aandragen voor de geldigheid van zijn uitspraak of de ongeldigheid van Simone’s uitspraak. Hij zegt bijvoorbeeld: “We hebben een jaar geleden de norm afgesproken dat iedereen evenveel aardappelen zou krijgen. Als je dat vergeten bent, kun je het nalezen in het regelboek dat ligt in het dorpshuis.” Simone zou kunnen antwoorden: “Dat is waar, maar toen wisten we niet hoe lui Tom is. Om de oogst gedaan te krijgen is het effectiever om die afspraak aan te passen, zodat Tom een prikkel heeft om ook mee te helpen.” Deze interactie illustreert hoe door de uitwisseling van rationele argumenten een (nieuwe) norm voor het reguleren van interpersoonlijke relaties (op het gebied van voedselvoorziening en werk) tot stand kan komen. 3.1.2 Het discours-principe, argumentatie en het universaliseerbaarheidsprincipe Als taalhandelingen niet ter discussie worden gesteld, dan worden de door deze taalhandelingen geïmpliceerde geldigheidsclaims geaccepteerd als waar, rechtvaardig en/of waarachtig. Als een geldigheidsclaim wordt betwist, dan moet door uitwisseling van argumenten overeenstemming bereikt worden, hetgeen Habermas aanduidt als ‘discours’. Als de uitwisseling van argumenten een waarheidsclaim betreft, dan is er sprake van een ‘theoretisch discours’ en in het geval van rechtvaardigheid een ‘praktisch discours’.82 Het voorbeeld over voedseldistributie in de vorige paragraaf illustreert hoe een uitwisseling van argumenten tot een overeenstemming zou kunnen leiden over wat wordt beschouwd als 82 De waarachtigheid van uitspraken is volgens Habermas niet door de uitwisseling van argumenten te bepalen. De geldigheid van een waarachtigheidsclaim moet blijken in het gedrag van mensen (Habermas 1983a, 59). Waarachtigheid is volgens Habermas een voorwaarde voor een theoretisch en praktisch discours: alleen als partijen waarachtig zijn in het theoretische resp. praktische discours zullen hun resulterende handelingen ook consistent zijn met waar zij overeenstemming over bereiken (Habermas 1981b, 303). Wel is ‘therapeutische kritiek’ mogelijk om zelf-bedrog te ontmaskeren. Ook is een vorm van argumentatie mogelijk ten aanzien van (culturele) waarden in de vorm van een ‘esthetische kritiek’ (Habermas 1981b, 20–21). In paragraaf 3.2.3 zal ik ingaan op wat Habermas in later werk ontwikkelt als ‘ethical discourse’ (Habermas 1992, 160–63). Ten aanzien van de subjectieve wereld veronderstelt Habermas een exclusieve toegang voor het subject, ofwel een ‘privileged access’ (Habermas 1981b, 308).
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw