591108-Bekkers

67 Privatiseren van identiteitsverschillen: Politiek Liberalisme 2.3.2 Convergentie en modus vivendi Het idee van publieke redenen stelt een veeleisende standaard: mensen met verschillende levensbeschouwelijke doctrines moeten een overlappende rechtvaardigheidsmodule hebben zowel wat betreft de conclusies over wat rechtvaardig is, als de (publieke) redenen daarvoor. In de voorgaande paragraaf heb ik betoogd dat het verruimen van het begrip redelijkheid ertoe leidt dat een overlap in conclusies én redenen onmogelijk wordt (gegeven de te verwachten grote verschillen in zelf-begrip). De standaard van publieke redenen zou op twee manieren verlaagd kunnen worden zodat de conceptuele kenmerken van Politiek Liberalisme behouden blijven. In de eerste plaats zou de overlappende consensus alleen kunnen gelden voor de conclusies en niet voor de redenen (dit wordt ook wel aangeduid als ‘convergentie liberalisme’ (Billingham 2017, 541)). In dat geval kunnen partijen totaal verschillende rechtvaardigheidsprincipes hanteren, maar bij de vorming van praktische wetten toch op dezelfde conclusies uitkomen (zoals 3 keer links afslaan hetzelfde is als rechts afslaan). Deze conclusies zijn dan dus gebaseerd op niet-publieke redenen. In het geval van een IRMC biedt dit geen soelaas, want er is dan juist geen convergentie in conclusies.71 Daarom is het een hardnekkig conflict. De tweede optie is om niet eens gedeelde conclusies te vereisen, maar slechts overeenstemming te hebben over een wederzijdse verstandhouding waarin beide partijen een regeling hebben getroffen om vanuit de eigen levensbeschouwelijke doctrine te kunnen leven zonder elkaar dwars te zitten (dit wordt ook wel aangeduid als ‘modus vivendi’ (Rawls 1993, 147; Hershovitz 2000, 224–25). In een modus vivendi hebben partijen met onderling onverenigbare claims zodanige instituties gevestigd dat elke groep in voldoende mate tot uitdrukking kan brengen wat het meest belangrijk voor hen is. Is een modus vivendi mogelijk in een IRMC? Op welke manier kunnen de orthodoxe gelovige en de mening-liberaal afspraken maken dat ze hun eigen identiteit voldoende tot uitdrukking kunnen brengen? Aangezien het voor de een essentieel is om niet publiekelijk beledigd te worden en voor de ander om alles publiekelijk te kunnen zeggen, zie ik een regeling die voor beide afdoende werkt niet mogelijk. Een IRMC is een hardnekkig conflict, omdat partijen een samenleving delen én een modus vivendi niet gevonden wordt.72 Zelfs als partijen in een IRMC een regeling kunnen treffen, is de stabiliteit van een modus vivendi, zoals Rawls zelf aangeeft, afhankelijk van een toevallige balans in onderlinge 71 In het voorbeeld van de zaak Rushdie hebben we gezien dat er wel overeenstemming kan zijn over de redenen, maar niet over de weging van die redenen, en daarmee niet over de conclusies. 72 Om dezelfde reden is het van elkaar scheiden van de conflictpartijen geen interessante oplossingsstrategie. Zo’n scheiding werkt als er zich vervolgens geen conflicten voordoen over de grenzen van de scheiding. Met andere woorden, segregatie kan alleen een oplossing zijn als elke partij accepteert dat de andere groep zichzelf organiseert op een manier die hen fundamenteel tegenstaat. Alleen omdat ze er niet dagelijks mee geconfronteerd worden, kunnen ze zich ervan afsluiten. Dus, als we ervoor zorgen dat de mening-liberalen en orthodoxe gelovigen niet met elkaar in contact komen en de orthodoxe gelovigen niet geconfronteerd worden met beledigende publicaties zou het conflict stabiel en rechtvaardig opgelost kunnen zijn. Los van de vraag of dit praktisch realiseerbaar is, worden partijen direct weer met hun conflict geconfronteerd als zich vraagstukken voordoen die alleen gezamenlijk aangepakt kunnen worden, zoals klimaatverandering of internationale handelsafspraken. Voor heel specifieke IRMC’s zou segregatie wellicht een uiterste, of tijdelijke, oplossing kunnen zijn. 2

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw