63 Privatiseren van identiteitsverschillen: Politiek Liberalisme Om Rawls’ rechtvaardiging voor de uitsluiting van niet-publieke redenen te beoordelen, is het nodig de aannames voor de opzet van de originele positie opnieuw te beschouwen. Rawls veronderstelt dat de subjecten in de originele positie in politieke zin redelijk zijn. Daarnaast weten zij dat er verschillende levensbeschouwelijke doctrines zijn, maar niet welke zij zelf hebben. De voorgaande analyse leidt tot het inzicht dat de aanname van redelijkheid ook inhoudt dat partijen een zelf-begrip hebben waarin publieke redenen altijd prioriteit hebben boven private redenen. De aanname van redelijkheid in politieke zin stelt dus randvoorwaarden aan het zelf-begrip (van de persoon als geheel, ofwel in metafysische zin). Rawls neemt redelijkheid niet alleen in politieke zin aan, maar veronderstelt ook een zelf-begrip als persoon dat volledig in de private sfeer tot uitdrukking kan worden gebracht. Ik betwist de aanname van redelijkheid in politieke zin, dat wil zeggen streven naar eerlijke condities van samenwerking, niet. Wat ik betwist is dat het gerechtvaardigd is dat alleen subjecten met een privaat te realiseren zelf-begrip zeggenschap hebben in de originele positie.65 Het argument dat ik probeer te verduidelijken is niet dat het ongeoorloofd is om in het gedachtenexperiment van de originele positie subjecten zonder besef van hun eigen specifieke en sociaal geconstitueerde identiteit te laten redeneren (Sandel 1982, 180). Mijn argument is dat een neutraal ontwerp van de originele positie zou inhouden dat alle moreel verschil makende kenmerken verborgen zijn achter de sluier van onwetendheid, dus ook wat iemands zelf-begrip als persoon is. Iemand kan in politieke zin redelijk zijn, ofwel streven naar eerlijke condities van samenwerking (en publieke redenen naar voren brengen), én een volgens Politiek Liberalisme onredelijk zelf-begrip hebben. Het eerste impliceert niet dat de eigen identiteit ondergeschikt gemaakt wordt aan ‘legitieme’ besluitvorming. Dát is een extra aanname ten aanzien van het zelf-begrip. Rawls geeft geen rechtvaardiging voor het uitsluiten van levensbeschouwelijke doctrines waarin wel degelijk sprake is van een streven naar eerlijke condities voor samenwerking, maar ook van een identiteit waarvan essentiële aspecten publieke erkenning of uitdrukking behoeven. Rawls sluit in de originele positie zo’n zelf-begrip op voorhand uit. Daarmee beperkt Rawls zijn aanname van redelijkheid niet tot de persoon als burger, maar stelt hij ook randvoorwaarden aan het hele zelf-begrip. Rawls bevoordeelt identiteiten die hieraan voldoen (ofwel ‘politiek-liberale identiteiten’).66 Dat is niet gerechtvaardigd, en ook precies niet het idee achter Politiek Liberalisme.67 65 De vraag kan ook gesteld worden of het mogelijk is in de originele positie te veronderstellen dat de subjecten zichzelf begrijpen als een ‘leeg’ zelf, waarin achter de sluier van onwetendheid een netwerk van waarden, verlangens en overtuigingen schuil gaat, zonder deze inhoudelijke waarden, verlangens en overtuigingen te kennen (Sandel 1994, 1772; Rorty 1988, 265). 66 Als alle mogelijke identiteiten betrokken zouden worden in het hypothetische keuzeproces van de originele positie, dan leidt dat tot andere rechtvaardigheidsprincipes, maar wel rechtvaardigheidsprincipes die voor alle identiteiten gerechtvaardigd zijn en niet alleen voor met het politiek liberalisme consistente (in paragraaf 6.3.2 kom ik op de mogelijkheid van andere principes terug). 67 Hierbij neem ik aan dat orthodoxe gelovigen of mening-liberalen die hun visie met geweld willen opleggen aan anderen wél gerechtvaardigd kunnen worden buitengesloten. Ik deel met Rawls dat die houding zich niet laat verenigen met elke interpretatie van een ‘vrij en gelijk zelf-begrip’. Rawls’ strategie voor een stabiele en rechtvaardige oplossing behelst in dat geval ofwel de bekering tot redelijkheid ofwel desnoods met dwangmaatregelen de 2
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw