59 Privatiseren van identiteitsverschillen: Politiek Liberalisme Een samenleving wordt onwerkbaar als iedereen ongebreideld van eigen vrijheden wil genieten.60 De grenzen aan de eigen vrijheid kunnen geformuleerd worden in termen van de eigen levensbeschouwelijke doctrine, bijvoorbeeld ‘door God bepaald’, maar elke redelijke levensbeschouwelijke doctrine moet ze bevatten. In de Rushdie-zaak claimen beide partijen een vrijheid van meningsuiting respectievelijk vrijheid van religieuze expressie voorbij deze grenzen. Daarom is er sprake van een conflict. Onderdeel van streven naar redelijke condities van samenwerking is dat de basisinstituties procedures bieden om tot een ‘redelijke’ balans te komen in geval van conflicterende publieke redenen. Subjecten in de originele positie zullen naast bijvoorbeeld de genoemde vrijheden daarom ook basisinstituties kiezen waarmee in zulke gevallen praktische wetten op legitieme wijze tot stand kunnen worden gebracht. Redelijke burgers zullen de wetten die volgens zulke basisinstituties tot stand zijn gebracht als legitiem beschouwen, zelfs als de besluitvorming gedeeltelijk is gebaseerd op foutieve empirische aannames (zie paragraaf 2.1.3). Immers, de mogelijkheid van empirisch foutieve aannames is altijd aanwezig, en de basisinstituties zullen daarom ook procedures bieden om zulke fouten recht te zetten, bijvoorbeeld door de mogelijkheid van hernieuwd politiek debat. Micah Schwartzmann en Stephen Macedo betogen dat situaties van inconclusiviteit vaak kunnen worden opgelost door redelijke besluitvormingsprocedures onderdeel te maken van de basisinstituties (Schwartzman 2004, 214; Macedo 2010, 32).61 De uitkomst van deze besluitvormingsprocedures zou door alle partijen als legitiem moeten worden beschouwd, en vormt daarmee voldoende basis voor een stabiele en rechtvaardige oplossing (ook al kan de legitieme uitkomst opnieuw betwist worden). De vraag is nu of dit ook opgaat voor identiteitsgerelateerde morele conflicten. In een IRMC hebben partijen zowel publieke als private redenen voor hun standpunt. Ook als er sprake is van een legitieme besluitvorming over de botsende publieke redenen blijven de private redenen overeind. In een IRMC zijn die private redenen essentieel voor hoe partijen zichzelf begrijpen. Stel dat door een bepaalde besluitvormingsprocedure er een conclusie wordt getrokken voor een praktische wet. Als deze legitiem tot stand is gekomen zullen redelijke partijen die uitkomst volgens Politiek Liberalisme ook accepteren voor dat moment, maar zij hoeven zich er niet bij neer te leggen. Als die legitieme uitkomst niet in overeenstemming is met de fundamentele waarden van een van beide partijen, dan kan deze niet anders dan de discussie heropenen. Het voor hem nadelige besluit hindert dan immers zijn of haar mogelijkheden om wie hij of zij is tot uitdrukking te brengen. 60 Rawls zegt: “the basic liberties not only limit another, but they are also self-limiting” (Rawls 1993, 341). 61 Schwartzmann en Macedo geven de volgende overwegingen voor het potentieel van publieke redenen (Schwartzman 2004, 206–8; Macedo 2010, 31–32): • Er is een overvloed aan publieke redenen; • Het politieke landschap is dynamisch, zodat na verloop van tijd inconclusiviteit alsnog kan worden opgelost; • Private argumenten mogen naar voren worden gebracht, zolang er desgevraagd maar publieke redenen gegeven kunnen worden (ofwel Rawls’ proviso); • Er zijn allerlei instituties (mogelijk) die voor compleetheid kunnen zorgen. 2
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw