591108-Bekkers

55 Privatiseren van identiteitsverschillen: Politiek Liberalisme is hiermee het politieke debat niet ten einde en bieden de basisinstituties mogelijkheden om voorstellen tot bijstelling te overwegen.54 Tot nu toe heb ik Rawls’ Politiek Liberalisme gereconstrueerd voor redelijke levensbeschouwelijke doctrines. In een samenleving is het ook mogelijk dat er groepen zijn met een onredelijke levensbeschouwelijke doctrine. Bijvoorbeeld, een groep stelt zich op het standpunt dat iedereen belasting moet afdragen, maar dat zij zelf de met voorkennis behaalde beurswinsten in het buitenland buiten het zicht van de belastingdienst mogen stallen (een ‘greed is good’- doctrine). Rawls sluit zulke onredelijke visies in de originele positie uit. Ofwel, subjecten met een onredelijke levensbeschouwelijke doctrine zijn geen deel van de constitutie van de Rechtvaardigheidsprincipes. Die worden bepaald voor een samenleving met redelijke levensbeschouwelijke doctrines. Hoe gaat Rawls om met de mogelijkheid van onredelijke levensbeschouwelijke doctrines? In de eerste plaats staat het mensen met een onredelijke levensbeschouwelijke doctrine vrij om binnen de eigen groep te leven volgens de daarbinnen gedeelde niet-publieke redenen zo lang als dit niet strijdig is met de redelijke orde van de samenleving als geheel. Zodra onredelijke visies in botsing komen met redelijke, dan moet de redelijke conceptie van rechtvaardigheid opgelegd worden om stabiliteit te verzekeren. Rawls zegt: “of course, a society may also contain unreasonable and irrational, and even mad, comprehensive doctrines. In their case the problem is to contain them so that they do not undermine the unity and justice of society” (Rawls 1993, xvi–xvii)55. Onredelijke levensbeschouwelijke doctrines moeten dus beheerst worden (‘like war and disease’ (Rawls 1993, 64, n. 19)) zodat deze de stabiliteit van de goed-geordende samenleving niet kunnen ondermijnen. Kortom, ofwel stabiliteit is veiliggesteld doordat alsnog een overlappende consensus wordt gerealiseerd (doordat de onredelijken alsnog overgehaald worden om redelijk te zijn) of door dwang wordt ervoor gezorgd dat onredelijken niet in conflict komen met redelijke levensbeschouwelijke doctrines. En daarmee trekt Rawls de conclusie: 54 Publieke redenen vereisen dus niet dat er geen sprake is van redelijke meningsverschillen. Publieke redenen bieden “a suitable framework of values and principles within which citizens may resolve their moral and political differences” (Schwartzman 2004, 191). Die instituties (‘framework’) kunnen indirecte besluitvormingsstrategieën bevatten, zoals delegatie (‘intrapersonal delegation’), opvolgen van instructies (‘deference to others’, bijvoorbeeld van een gerechtelijk oordeel), democratische procedures (‘democratic procedures’), morele aanpassing (‘moral accommodation’, zoals bijvoorbeeld uitzonderingen toestaan voor specifieke levensbeschouwelijke doctrines) en willekeurige besluitvormingsprocedures (‘arbitrary decision procedures’, zoals loting) (Schwartzman 2004, 209–12). 55 De mogelijkheid om onredelijke levensbeschouwelijke doctrines desnoods met geweld te beheersen wordt goed geïllustreerd door het volgende citaat: “What do you say to an Adolf Hitler? The answer is [nothing]. You shoot him. You don’t try to reason with him. Reason has no bearing on that question” (Dreben 2006, 329). 2

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw