591108-Bekkers

54 Hoofdstuk 2 2.1.3 Basisinstituties, legitimiteit en onredelijkheid Zoals gezegd zijn instituties cruciaal voor de stabiliteit van een pluriforme samenleving. Gegeven zijn vraagstelling is Rawls’ theorie dan ook primair een theorie om rechtvaardige basisinstituties van een samenleving te onderscheiden waarmee vreedzaam samenleven van potentieel zeer verschillende identiteiten verzekerd is. Hij onderscheidt de basisinstituties als volgt: “The basic structure is understood as the way in which the major social institutions fit together into one system, and how they assign fundamental rights and duties and shape the division of advantages that arises through social cooperation. Thus, the political constitution, the legally recognized forms of property, and the organization of the economy, and the nature of the family all belong to the basic structure.” (Rawls 1993, 258) Belangrijk in dit citaat is dat Rawls basisinstituties scherp afbakent. Dit betekent dat veel praktische conflicten beslecht moeten worden binnen deze basisinstituties, waaronder bijvoorbeeld een procedure om door meerderheidsbesluitvorming keuzes voor de samenleving te maken. Rawls’s theorie werkt in 4 stappen: in de eerste stap worden de rechtvaardigheidsprincipes bepaald in de originele positie. Vervolgens wordt deze rationele en noodzakelijke conclusie onderdeel van de levensbeschouwelijke doctrine van alle burgers en worden de basisinstituties gevormd. In de derde stap worden praktische wetten gemaakt en de vierde stap betreft de administratieve en juridische toepassing van die wetten (Rawls 1993, 397–98). De sluier van onwetendheid wordt in elke stap een stukje verder opgelicht. Nadat de Rechtvaardigheidsprincipes zijn bepaald, komt er in stap 2 informatie beschikbaar over de omstandigheden van de samenleving zodat passende basisinstituties kunnen worden gevormd. Er is dan nog steeds geen informatie beschikbaar over individuen en hun levensbeschouwelijke doctrines. De inhoud hiervan speelt ook nog geen rol bij de vormgeving van de basisinstituties. Pas in stap 3 -als de basisinstituties gevormd zijn- wordt de inhoud van de redelijke levensbeschouwelijke doctrines die in de samenleving aanwezig zijn betrokken bij het maken van praktische wetten. In stap 4 is alle informatie beschikbaar, inclusief wie welke levensbeschouwelijke doctrine heeft (Rawls 1973, 196–99). Gezien de ‘beperkingen van oordeelsvorming’ zullen er in stap 2, 3 en 4 soms fouten worden gemaakt, en kan een specifieke institutie, praktische wet of toepassing daarvan als onrechtvaardig gezien worden vanuit een specifieke levensbeschouwelijke doctrine. Wetten (en besluiten) die als onrechtvaardig worden beleefd vormen een gevaar voor stabiliteit. Om stabiliteit voldoende te waarborgen introduceert Rawls een principe van legitimiteit. Dit principe houdt in dat een praktische wet geaccepteerd kan worden als legitiem indien deze tot stand is gekomen conform de procedures die behoren tot de basisinstituties (Rawls 1993, 137). Dus, zelfs als er vergissingen worden begaan bij het ontwerpen van de basisinstituties of het beoordelen van waarheidsclaims tijdens het maken van praktische wetten en een uitkomst onrechtvaardig is of tenminste door sommigen zo wordt ervaren, zal iedereen met een redelijke levensbeschouwelijke doctrine de wet als legitiem accepteren. Vanzelfsprekend

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw