52 Hoofdstuk 2 dan Rawls’ ‘Rechtvaardigheid als eerlijkheid’, terwijl de praktische werking overeenkomt (Weithman 1994, 10; Rawls 1993, 450–52).49 Iemand met een religieuze doctrine zal God bijvoorbeeld benoemen in zijn of haar formulering van de Rechtvaardigheidsprincipes en iemand met een utilistische doctrine het streven naar maximalisatie van geluk (Larmore 2006, 390). Deze verschillen in de Rechtvaardigheidsprincipes leveren een probleem op voor de benodigde congruentie tussen het redelijke en rationele. Die congruentie is namelijk afhankelijk van de zekerheid dat anderen zich ook aan de Rechtvaardigheidsprincipes zullen houden (Rawls 1993, 86) . Als dat niet verzekerd is, zou de rationele beoordeling van welk gedrag het meest effectief is om de eigen doelen te realiseren anders uit kunnen pakken, dat wil zeggen niet langer in lijn met de Rechtvaardigheidsprincipes. Aangezien de basisinstituties van de samenleving verschillende varianten van de Rechtvaardigheidsprincipes bevorderen, is niet duidelijk hoe ze hun eigen voortbestaan kunnen garanderen. Het is niet vanzelfsprekend dat groepen die op basis van levensbeschouwelijke verschillen verschillende varianten van de Rechtvaardigheidsprincipes hanteren, van elkaar kunnen begrijpen dat de praktische werking van die principes gelijk is. Voor stabiliteit is het noodzakelijk dat partijen er wederzijds van overtuigd kunnen zijn dat ieder ook zal handelen zoals overeengekomen. Dat partijen deze overtuiging, gegeven onvermijdelijke, levensbeschouwelijke verschillen, niet kunnen hebben, noem ik het ‘garantie-probleem (‘assurance-problem’) (Weithman 2010, 173; 2017, 108–9). Dit garantie-probleem is bepalend voor Rawls’ ‘politieke draai’.50 Deze draai houdt in dat het bij de aanname van ‘vrij en gelijk’ niet om een concept van persoon in metafysische zin gaat (ofwel wat maakt dat iemand een persoon is), maar in politieke zin. Anders gezegd, levensbeschouwelijke doctrines kunnen verschillen in hun interpretaties van wat een vrij en gelijk persoon (in metafysische zin) is, maar redelijke levensbeschouwelijke doctrines delen met elkaar een politiek concept van de persoon als burger die pluralisme accepteert en streeft naar eerlijke condities voor samenwerking. Voor de originele positie betekent dit dat welk (metafysisch) persoonsconcept iemand heeft ook verborgen is achter de sluier van onwetendheid, terwijl de subjecten in de originele positie wel weten dat er verschillende persoonsconcepten zijn. Dit betekent dat zij verschillende rechtvaardigheidsprincipes zullen accommoderen, zolang de politieke implicaties ervan maar consistent zijn met de gedeelde conceptie van de persoon als burger. De rechtvaardigheidsprincipes vormen ‘een familie van redelijke politieke concepties van rechtvaardigheid’ (Rawls 1995, 442). Stabiliteit is dan zeker gesteld doordat de instituties dezelfde politieke implicaties bevorderen. 49 Rawls erkent dat zijn ‘Rechtvaardigheid als Eerlijkheid’ een van de vele mogelijke concepties is binnen de familie van politieke concepties. Hij zegt: “For instance, political liberalism also admits Habermas’s discourse conception of legitimacy (sometimes said to be radically democratic rather than liberal, as well as Catholic views of the common good and solidarity when they are expressed in terms of political values. Even if relatively few conceptions come to dominate over time, and one conception even appears to have a special central place, the forms of permissible public reason are always several” (Rawls 1993, 451). 50 Er zijn verschillende opvattingen over de motivaties voor Rawls’ ‘poilitieke draai. Ik volg hier Paul Weithman in zijn Why Political Liberalism? – On John Rawls’s political turn (Weithman 2010). Dit is alleen van belang voor het verhelderen van Rawls’ theorie; dit is niet van invloed op mijn argumentatie in dit hoofdstuk.
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw