38 Hoofdstuk 1 het oorspronkelijke zelf-begrip. Als hier geen criterium voor beschikbaar is, dan is op elk willekeurig moment elke willekeurige transformatie gerechtvaardigd, waardoor oplossingen niet stabiel zijn. Begripsverheldering: politiek, moraal en ethiek Hoewel IRMC’s morele conflicten zijn, komen de termen ‘politiek’ en ‘ethiek’ terug in de aanduidingen van de theorieën die ik zal onderzoeken. Het is nuttig om te verduidelijken hoe deze begrippen zich tot elkaar verhouden, of tenminste hoe ik ze zal begrijpen. Een politieke theorie beschrijft wat als juiste organisatie van een samenleving wordt beschouwd ten aanzien van publieke besluitvorming. Een morele theorie beschrijft welke normen in interpersoonlijke relaties juist of rechtvaardig worden geacht. In de literatuur zijn er verschillende opvattingen over de precieze afbakening van de vraagstukken waar een morele theorie op van toepassing is. Een morele theorie doet in beginsel geen uitspraken over de vraag welke instituties voor publieke besluitvorming juist zijn (want dat zou een politieke theorie betreffen). Uit een morele theorie kan wel een politieke theorie afgeleid worden (aangezien de morele normen ook toegepast kunnen worden op die besluitvormingsprocessen). Een ethische theorie heeft betrekking op wat iemand als goed om te doen beschouwt. Waar normen het onderwerp van een morele theorie zijn, zijn waarden het onderwerp van een ethische theorie. Een ethische theorie kan morele consequenties hebben, want uit sommige waarden kunnen normen voor interpersoonlijke relaties worden afgeleid (bijvoorbeeld uit de waarde ‘vriendelijkheid’). Kortom, al zijn er verschillende opvattingen over de precieze afbakening, de toepassingsgebieden van politieke, morele en ethische theorieën kunnen van elkaar onderscheiden worden. Een politieke theorie gaat over rechtvaardige instituties voor publieke besluitvorming, een morele theorie over rechtvaardige normen voor interpersoonlijke relaties en een ethische theorie over goede waarden. Zoals ik kort heb toegelicht kunnen er onderlinge relaties zijn, en is niet elke morele theorie verenigbaar met elke willekeurige politieke of ethische theorie (en vice versa). De vraag naar hoe een oplossing kan worden onderscheiden van identiteitsgerelateerde morele conflicten ligt precies op het snijvlak van politiek, moraal en ethiek. Het is in de eerste plaats een morele vraag omdat het gaat over het reguleren van interpersoonlijke relaties, ook los van instituties voor publieke besluitvorming. Het is ook een politieke vraag omdat IRMC’s weliswaar niet per se in publieke instituties hoeven te worden opgelost, maar de hardnekkigheid leidt ertoe dat zulke instituties wel worden ingeroepen om tot een oplossing of tenminste een leefbare situatie te komen. Tenslotte, het is ook een ethische vraag omdat impliciet in een IRMC geclaimd wordt dat de andere partij andere fundamentele waarden zou moeten hebben, en partijen zelf hun eigen fundamentele waarden proberen te realiseren. Hoewel politiek, moraal en ethiek in alle 3 de oplossingsstrategieën een rol spelen, vliegen de te onderzoeken theorieën het oplossen van een IRMC aan vanuit een politieke, morele respectievelijk ethische benadering. Het antwoord van politiek liberalisme op de vraag hoe stabiele en rechtvaardige oplossingen van IRMC’s kunnen worden onderscheiden loopt via publieke instituties, en kan een politiek antwoord genoemd worden. De Discours Ethiek tracht
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw