591108-Bekkers

36 Hoofdstuk 1 met deze fundamentele waarden in strijd zijn, terwijl vanuit het perspectief van zo’n identiteit Kants universalisme volgens Hegel niet gerechtvaardigd is. Dus, enerzijds is er het idee dat het mogelijk is universele oplossingen te rechtvaardigen, anderzijds dat mensen onvermijdelijk onderdeel zijn van een gemeenschap met specifieke (particuliere) fundamentele waarden. De spanning tussen deze basisideeën is een belangrijk thema in het filosofisch denken sinds Kant en Hegel en vormt het onderliggende filosofische vraagstuk bij het onderscheiden van oplossingen voor identiteitsgerelateerde morele conflicten. In dat geval is er immers sprake van niet-onderhandelbare (particuliere) fundamentele waarden die niet tegelijkertijd tot uitdrukking en realisatie kunnen worden gebracht. Hoe is dan ooit een stabiele oplossing te onderscheiden die vanuit het perspectief van elke identiteit gerechtvaardigd is, met andere woorden universeel is?30 Sinds Kant en Hegel zijn verschillende theorieën ontwikkeld die de spanning tussen het universele en particuliere trachten op te lossen. In deel I van dit proefschrift zal ik voor 3 invloedrijke theoretische denklijnen onderzoeken of deze een stabiele en rechtvaardige oplossing van IRMC’s kunnen onderscheiden.31 Deze denklijnen hebben met elkaar gemeen dat rechtvaardigheid op de een of andere manier wordt gedefinieerd in een vorm van afstemming, ofwel overleg of deliberatie, tussen conflictpartijen. Ze zijn daarom alle drie te beschouwen ‘foundational pluralism’, waarin wordt uitgegaan van het bestaan van niet tot elkaar herleidbare, verschillende waarden (Mason 2018). De uitdaging voor pluralistische theorieën is om te onderbouwen hoe een gerechtvaardigde keuze gemaakt kan worden als een conflict bestaat uit (ogenschijnlijk) onverenigbare en onvergelijkbare waarden. Het vinden van een dergelijke onderbouwing is precies wat nodig is om een stabiele en rechtvaardige oplossing voor IRMC’s te onderscheiden. Als een monistische theorie waar is, dan volgt dat uit het construeren van die onderbouwing. 30 De situatie in een IRMC vertoont gelijkenis met de situatie in een zogenaamd ‘moreel dilemma’, waarin een actor moreel verplicht is tot twee niet verenigbare handelingen (bijvoorbeeld er dreigen twee mensen te verdrinken, maar je hebt maar tijd om er een te redden). De filosofische discussie richt zich op de vraag of het een vereiste is voor een morele theorie om in elke situatie precies te kunnen aangeven wat juist is om te doen (Donagan 1996, 14–15), ofwel een oplossing te bieden voor het interne conflict. Een theorie die geen dilemma’s genereert voor een persoon wordt een theorie met ‘internal harmony’ genoemd (McConnell 1988, 26). McConnell meent dat ook als bij botsende morele overwegingen er één prioriteit moet krijgen, de overrulde overweging nog steeds morele kracht behoudt (McConnell 1996, 42). Sommigen menen daarom dat een theorie die morele dilemma’s toelaat niet per se inconsistent is (Marcus 1980, 128; 1996). Er is sprake van een dilemma als geen van beide overwegingen door de ander overruled wordt (D. Brink 1996, 105). Dat is het geval als ze precies gelijk zijn, of als ze verschillend zijn, maar niet in een rangorde kunnen worden geplaatst. Naast ‘internal harmony’ onderscheidt McConnell ook ‘social harmony’ (McConnell 1988, 26). Van ‘social harmony’ is sprake als een theorie de mogelijkheid van interpersoonlijke conflicten uitsluit. McConnell verkent verschillende opties voor een ‘social harmony’-theorie en concludeert dat het onwaarschijnlijk is dat het lukt zo’n theorie te construeren (McConnell 1988, 30–31). 31 Er zijn andere invalshoeken mogelijk, bijvoorbeeld aan de hand van literatuur over het erkennen van het bestaansrecht voor die identiteiten (bijvoorbeeld in (C. Taylor 1994b; Honneth 1992)) of het emanciperen van onderdrukte groepen (bijvoorbeeld in (Young 1990; Benhabib 2004)). Mijn vraagstelling betreft identiteitsgerelateerde morele conflicten in het algemeen, niet specifiek voor onderdrukte groepen of vanuit een aanname dat identiteiten bestaansrecht hebben. Op verschillende plekken in het proefschrift komt de relatie met deze aanvliegroutes wel aan bod.

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw