246 Addendum Dit proefschrift komt voort uit de praktische urgentie om hardnekkige en potentieel gewelddadige conflicten op te kunnen lossen. Aangezien dit een filosofisch onderzoek is, en geen praktisch sociologisch onderzoek is de insteek theoretisch en conceptueel. De vraagstelling van het onderzoek is dan ook niet hoe IRMC’s in de praktijk opgelost kunnen worden, maar hoe een rechtvaardige en stabiele oplossing conceptueel onderscheiden kan worden. De vraagstelling is: 1. Is het mogelijk om met behulp van bestaande theorieën een stabiele en rechtvaardige oplossing te onderscheiden voor IRMC’s? 2. Indien (1) niet lukt: is het mogelijk om een theorie te formuleren waarmee wèl stabiele en rechtvaardige oplossingen kunnen worden onderscheiden, en wat betekent dit voor het begrip van ‘rechtvaardigheid’? 3. Indien (2) wel lukt: hoe kan deze theorie praktisch toegepast en/of geïnstitutionaliseerd worden zodanig dat IRMC’s effectief opgelost kunnen worden? Filosofische theorieën over het oplossen van sociale conflicten Vele filosofen hebben voorstellen gedaan voor hoe stabiele en rechtvaardige oplossingen van sociale conflicten in het algemeen tot stand kunnen komen. Een klassieke benadering is om sociale conflicten te zien als belangenconflicten over schaarse hulpbronnen. Mensen voorkomen volgens Thomas Hobbes (1588 - 1679) een zelf-destructieve oorlog van allen tegen allen door zich vrijwillig te onderwerpen aan een beperkend gezag. Dit ‘contractuele’ idee vormt een rode draad in de moderne politieke en sociale filosofie, waarbij de nadruk aanvankelijk lag op legitimatie van het bestaande gezag, maar steeds meer verschoof naar de vrijheid van het individu. De vraag is dan hoe een ‘maatschappelijk verdrag’ voor iedereen gerechtvaardigd kan worden. Immanuel Kant (1724-1804) heeft een invloedrijk voorstel gedaan om deze rechtvaardiging op de ‘rede’ (te begrijpen als het menselijke, rationele denkvermogen) te baseren. In Kants denken worden morele voorschriften beredeneerd vanuit ieders individuele toepassing van een universeel rationeel denkvermogen. Hegel (1770-1831) stelde hiertegenover dat mensen deel zijn van een gemeenschap die bepalend is voor de fundamentele waarden en normen van mensen, en daarmee constitutief voor hoe mensen zichzelf begrijpen. De individuele, rationele benadering van Kant doet volgens hem onvoldoende recht aan deze sociale dimensie van het zelf-begrip van mensen. Identiteitsgerelateerde morele conflicten zijn zo hardnekkig omdat particuliere fundamentele waarden verbonden aan het lidmaatschap van een specifieke gemeenschap met elkaar botsen. Kants universele voorschriften kunnen met deze fundamentele waarden in strijd zijn, terwijl vanuit het perspectief van zo’n identiteit Kants universalisme volgens Hegel niet gerechtvaardigd is. Dus, enerzijds is er het idee dat het mogelijk is universele oplossingen te rechtvaardigen, anderzijds dat mensen onvermijdelijk onderdeel zijn van een gemeenschap met specifieke (particuliere) fundamentele waarden. De spanning tussen deze basisideeën is een belangrijk thema in het filosofisch denken sinds Kant en Hegel en vormt het onderliggende filosofische vraagstuk bij het onderscheiden van oplossingen voor identiteitsgerelateerde morele
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw