212 Hoofdstuk 7 in een samenleving waarin normstelling, beleid, regelgeving en rechtspraak tot stand komen, is er sprake van een institutionalisering van de Transformatieve Dialoog. In paragraaf 7.3.1 ga ik concreter in op de wijze waarop dit kan plaatsvinden. Bij sommige praktijkvoorbeelden in paragraaf 7.1.2 is er ook sprake van een verbinding tot besluitvorming. Het ‘herschrijven van de toekomst’ bijvoorbeeld wordt direct verbonden aan besluitvorming over de strategie van het bedrijf. Het is echter een incidentele verbinding, nog niet structureel, maar afhankelijk van de betreffende CEO. Ook in andere conflicten worden door de inzet van specifieke personen soms transformatieve initiatieven genomen met positieve resultaten.253 Maar, door de afwezigheid van een structurele verbinding tot formele besluitvorming zijn de resultaten persoonsafhankelijk en laait het conflict na verloop van tijd weer op. Het institutionaliseren van de Transformatieve Dialoog (die in verschillende vormen georganiseerd kan worden) behelst dus een persoonsonafhankelijke en structurele verbinding tussen transformatieve werkvormen en formele besluitvormingsprocessen. 7.2.2 Realpolitik: onderdrukkende machtsuitoefening Het onvermogen van deliberatieve theorieën om stabiele en rechtvaardige oplossingen te onderscheiden voor identiteitsgerelateerde morele conflicten, heeft mede aanleiding gegeven tot kritieken die betogen dat zulke conflicten onvermijdelijk en onoplosbaar zijn. De kritiek van de Realpolitik is dat de deliberatieve traditie naïef is en niet aansluit bij de praktijk, waarin machtsgebruik en -misbruik aan de orde van de dag zijn. Deze ‘realpolitieke’ kritiek op de deliberatieve traditie trekt het punt van Young verder door: in het politieke domein zijn altijd machtsverschillen aanwezig. Elke vorm van overeenstemming of ‘consensus’ wordt volgens deze kritiek door machtsuitoefening geconstitueerd (Mouffe 1999, 752–53) . Deze machtsuitoefening zal voor bepaalde groepen altijd betekenen dat zij niet kunnen uitdrukken wat voor hen essentieel is. De focus op consensus leidt alleen maar tot versterking van de machtsuitoefening, een toename van antagonisme en uiteindelijk geweldsescalatie. Accepteren van het bestaan van zulke diepgaande conflicten heeft volgens deze Realpolitik meer kans om geweldsescalaties te beteugelen (Mouffe 2000, 124–27). In plaats van antagonisme of consensus zouden we moeten streven naar agonisme, waarin de ander als ‘vriendelijke vijand’ wordt gezien wiens recht om zichzelf tot uitdrukking te brengen niet wordt betwist (Mouffe 1999, 755). Een ‘agonistische dialoog’ met ‘agonistisch respect’ is nodig waarin niet zozeer argumentatieve discussie centraal staat, maar een verbetering van onderlinge relaties door in gesprek te zijn ondanks diepe -en door sommigen als onverenigbaar geachte- verschillen (Maddison 2015, 1020–25; Ercan 2017b, 125; 2017a, 15). Als bijvoorbeeld extremistische visies niet toegelaten worden in het deliberatief systeem, 253 Naast de voorbeelden in paragraaf 7.1.2 zijn er ook andere publicaties waarin gelijksoortige processen worden beschreven, waarin sprake is van in tijd en ruimte afgebakende positieve effecten, maar uiteindelijk geen blijvende oplossing, bijvoorbeeld ten aanzien van het conflict in Atjeh (Leary 2004), in sloppenwijken in Brazilië (Jaramillo et al. 2016), duurzame voedselproductie in Zuid-Afrika (Drimie et al. 2018), dialogen in Bosnië-Herzegovina (Cleven 2020), waarheidscommissies (Allan and Allan 2000; Wouters 2014) en kerkgemeenschappen (Stewart and Shamsi 2015). Als zulke structureel succesvolle voorbeelden er wel zijn, dan ligt er een groot gat in de wetenschappelijke literatuur.
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw