591108-Bekkers

196 Hoofdstuk 6 gedachtenexperiment van de ‘originele positie’ vormgeeft (zie paragraaf 2.1.1). Rawls gaat onder de ‘sluier van onwetendheid’ uit van een politiek concept van een persoon, hetgeen wil zeggen dat de identiteit (en daarmee verbonden specifieke conceptie van het goede) van een persoon buiten beschouwing wordt gelaten (Rawls 1993, 29–35). Ik heb betoogd dat Rawls hiermee wel degelijk randvoorwaarden stelt aan het zelf-begrip als persoon. Hij veronderstelt een politiek-liberaal zelf-begrip waarin niet-publieke redenen altijd ondergeschikt gemaakt worden aan publieke. Deze aanname is niet gerechtvaardigd (in geval van een IRMC). Rawls ziet over het hoofd dat mensen een in meer of mindere mate vaststaande identiteit kunnen ontwikkelen en dat dit aanleiding zal geven tot IRMC’s. Als deze kennis in Rawls’s gedachtenexperiment wordt betrokken, dan zullen partijen -wetende dat zij een identiteit kunnen hebben die aanleiding geeft tot een IRMC, maar niet wetende welke identiteit zij zelf precies zullen hebben- tot een principe besluiten dat vanuit het perspectief van elke identiteit (of conceptie van het goede) gerechtvaardigd kan worden. Volgens mijn betoog zal de Transformatieve Dialoog dan onderdeel zijn van de principes van rechtvaardigheid die onder deze aangepaste omstandigheden in de ‘originele positie’ aangenomen worden (zodat identiteitsgerelateerde coördinatieproblemen of morele conflicten opgelost kunnen worden). Dit betekent dat ‘redelijkheid’ in de context van IRMC’s begrepen kan worden als het ‘commitment aan oplossing door een Transformatieve Dialoog’. Dit rechtvaardigt instituties die de toepassing van en het vermogen tot de Transformatieve Dialoog bevorderen, en daarmee een transformatieve werking hebben op het idee van een vaststaande identiteit. 6.3.3 Institutionaliseren van ‘co-zijn’ In een Transformatieve Dialoog realiseren gesprekspartners consistentie binnen hun eigen netwerk van commitments en met elkaars netwerk van commitments. Dit betekent niet dat de netwerken van commitments identiek worden, en dat uiteindelijk iedereen dezelfde identiteit aanneemt. Er kan wel sprake zijn van overeenkomstige commitments, maar dat hoeft niet. Externe consistentie vereist weliswaar een wederzijds commitment dat de ander diens commitments tot uitdrukking kan brengen, maar het commitment dat een ander zijn commitments tot uitdrukking kan brengen is niet hetzelfde als zélf die commitments hebben. Wel betekent dit dat de waarde van ieders commitments wordt erkend en vindt er wederzijds een internalisatie plaats van de (getransformeerde) betekenishorizon, waar ieders (getransformeerde) fundamentele waarden onderdeel van zijn (ofwel er wordt een gedeelde waardehorizon gecreëerd) (Ikäheimo 2009, 41; 2010, 351). Netwerken van commitment zijn dan met elkaar verbonden via een wederzijds commitment aan ieders commitments.242 Dit betekent dat partijen in een IRMC door een Transformatieve Dialoog niet alleen hun eigen identiteit transformeren, maar ook de onderlinge relatie. In plaats van elkaars zelfexpressie te dwarsbomen, hebben partijen na een succesvolle Transformatieve Dialoog een commitment aan elkaars authentieke zelf-expressie. De oorspronkelijke conflictrelatie 242 Er ontstaat een gezamenlijk commitment (‘joint commitment’ (Bratman 1993, 103–6; Gilbert 2006, 8–10)) dat ieder zijn of haar identiteit tot uitdrukking kan brengen. De intensiteit van dit gezamenlijke commitment kan wel kleiner zijn dan andere ‘essentiële’ commitments (zolang die prioritering geen IRMC genereert).

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw