185 Rechtvaardiging van de Transformatieve Dialoog In de objectieve wereld is het normatieve kenmerk van een autonoom persoon verbonden met diens specifieke eigenschappen. Hier gaat het dus niet om de universele dimensie van persoon zijn, noch om de singuliere dimensie van een afzonderlijk bestaand subject, maar om de particuliere dimensie van specifieke eigenschappen (Laitinen 2002, 475). Een persoon heeft een praktische identiteit waarmee hij of zij rollen vervult en bijdrages levert in een gemeenschap. Erkenning betekent dat er waardering en dankbaarheid is voor de (instrumentele) bijdrage die iemand levert, ofwel het gaat om erkenning in de vorm van ‘achting’ (Ikäheimo 2009, 38). Erkenning door tenminste een ander persoon is noodzakelijk voor de ontwikkeling van de psychologische capaciteiten en de dialogische vaardigheden die nodig zijn om een identiteit te ontwikkelen. Ook als een identiteit eenmaal ontwikkeld is, blijven relaties van sociale erkenning ook constitutief voor het tot uitdrukking kunnen brengen van een identiteit. Dit is evident bij aspecten van het zelf-begrip die begripsmatig alleen kunnen bestaan in relaties van sociale erkenning, zoals een bepaalde sociale status en specifieke kenmerken als ‘beroemd zijn’ (Laitinen 2002, 474–75), maar dit geldt voor alle aspecten van zelf-begrip. Iemand kan alleen mede-bepaler zijn als anderen hem dat respect geven, iemand kan alleen verlangens tot uitdrukking brengen als anderen hem erkennen als afzonderlijk bestaand subject, iemand kan alleen een bijdrage leveren als zijn inzet ook gewaardeerd wordt. Kortom, relaties van sociale erkenning constitueren noodzakelijke sociale omstandigheden voor authentieke zelf-expressie. Sociale erkenning bestaat dus uit een bij deze normatieve kenmerken passende behandeling. Dit betekent dat de ene persoon de ander ziet als iemand met deze kenmerken, dat ze dat ook naar elkaar toe uitdrukken, dat ze elkaar ook beschermen en bevorderen dat ieder zo goed mogelijk uitdrukking kan geven aan deze normatieve kenmerken (Laitinen 2002, 467–69). Het gaat niet alleen om de juiste handelingen. Erkenning is ook een houding. Zonder de bij de normatieve kenmerken passende houding zou louter het juiste gedrag een pretentie zijn. Tegelijkertijd is alleen de juiste houding ook niet voldoende; er is concreet gedrag nodig waardoor de erkenning ook toegankelijk is voor de ander (Laitinen 2006, 48–49). Bij echte erkenning is er geen misverstand voor degene die erkenning krijgt dat erkenning gegeven wordt (Ikäheimo and Laitinen 2007, 46). Het is niet per se nodig dat erkenning voortdurend gecommuniceerd wordt. Relaties van erkenning kunnen bestaan als achtergrondovertuigingen in een gedeelde betekenishorizon. Een betekenishorizon omvat bijvoorbeeld de sociale norm dat iedereen gelijke rechten heeft. Aangezien een gedeelde betekenishorizon bestaat uit horizonovertuigingen die personen met elkaar delen, gaat het hier nog steeds om wederzijdse erkenning.233 Als betekenishorizonnen wederzijds ter discussie worden gesteld, dan kunnen de relaties van sociale erkenning niet als vanzelfsprekende achtergrondovertuigingen worden verondersteld. De relaties van sociale erkenning moeten dan geëxpliciteerd worden, zodat vastgesteld kan worden dat deze in een eventuele nieuwe betekenishorizon behouden blijven (of tot stand worden gebracht). In de Transformatieve Dialoog vindt deze erkenning plaats 233 In situaties waarin de betekenishorizon stabiel is, zijn zulke (geïnstitutionaliseerde) relaties van erkenning te begrijpen als vervulde achtergrondcondities voor de competentie om autonoom te zijn (Christman 2009b, 184–86; 2009a, 285–87). In situaties waarin wederzijds betekenishorizonnen ter discussie worden gesteld, is er geen sprake van een vervulde achtergrondconditie (zie paragraaf 6.2.2). 6
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw