180 Hoofdstuk 6 belangrijk vinden inbrengen. Doordat in een Transformatieve Dialoog interne en externe consistentie het criterium is, voldoen de identificaties in een Transformatieve Dialoog per definitie aan de Stelling van Intersubjectieve Authenticiteit (SIA). De authenticiteit, en daarmee de autonomie, van betrokkenen is in een Transformatieve Dialoog gewaarborgd. Enerzijds is een gedeelde betekenishorizon constitutief voor wat authentiek kan zijn (externe consistentie), anderzijds is het individu op zijn beurt constituerend voor diezelfde betekenishorizon (interne consistentie). De mindshaping die plaatsvindt is gelijktijdig wederzijds consistent, hetgeen ik in paragraaf 5.3.3 ‘co-mindshaping’ heb genoemd. Ik zal nu betogen dat de Transformatieve Dialoog niet alleen een vorm van mindshaping is waarin de autonomie van betrokkenen is gewaarborgd, maar die ook constitutief is voor autonomie. Ofwel, zonder Transformatieve Dialoog is autonomie niet mogelijk. Er is geen andere vorm van mindshaping om een identiteitsgerelateerd coördinatieprobleem (of moreel conflict) stabiel op te lossen zodanig dat de oplossing ook rechtvaardig is. Hiertoe beschouw ik opnieuw de eerder in deze paragraaf gepresenteerde situaties. In situatie 1 is Rudolph is verzekerd van externe consistentie met degenen met wie hij contact heeft, maar hoe weet hij of dat werkelijk authentiek voor hem is? Misschien heeft hij door een zeer onderdrukkende opvoeding binnen een hechte gemeenschap zich een betekenishorizon eigen gemaakt, en denkt hij dat het zelf-begrip dat hij daarbinnen gevormd heeft authentiek is (of zelfs het enig mogelijke). De confrontatie met Sara in situatie 2 zou de aanleiding kunnen zijn om dit in te zien. Rudolph komt dan tot een nieuw, getransformeerd, verfijnd zelf-begrip. Als Rudolph nooit met (een) Sara geconfronteerd wordt, wordt zijn zelf-begrip nooit ter discussie gesteld. Om te onderzoeken of zijn zelf-begrip werkelijk authentiek is, zou hij op zoek kunnen gaan naar andersdenkenden, om vervolgens een Transformatieve Dialoog te voeren. Als hij geen andersdenkenden kan vinden zou hij een Transformatieve Dialoog kunnen simuleren, bijvoorbeeld door een fictief identiteitsgerelateerd conflict op te lossen of door zijn netwerk van commitments nauwkeuriger te articuleren door de interne consistentie van verschillende alternatieven van zichzelf te toetsen.228 Het punt is dat ook iemand als Rudolph een (echte of gesimuleerde) Transformatieve Dialoog nodig heeft om authentiek, en dus autonoom, te kunnen zijn. Dat de Transformatieve Dialoog de enige vorm van mindshaping is waarmee Rudolph tot een verfijnder zelf-begrip kan komen, kan als volgt gezien worden. Aangezien authenticiteit volgens de Stelling van Intersubjectieve Authenticiteit (SIA) gedefinieerd is door interne en externe consistentie in het netwerk van commitments, kan alleen een vorm van mindshaping tot authenticiteit leiden die beide criteria omvat. De Transformatieve Dialoog voldoet hier per definitie aan. Verschillende vormen van mindshaping zoals zelfreflectie, imitatie en conformeringsmechanismen, kunnen in de context van een Transformatieve Dialoog allemaal plaatsvinden, maar ieder afzonderlijk zijn ze onvoldoende voor interne en externe consistentie. 228 Als in Christmans voorstel (zie paragraaf 6.1.1) de uiteenlopende omstandigheden waarop gereflecteerd wordt ook de confrontatie met andere betekenishorizonnen omvatten, zou dat neer kunnen komen op de hier voorgestelde simulatie van een Transformatieve Dialoog. In dat geval moet zo’n reflectie diep gaan in de zin dat een fusie van horizonnen plaatsvindt en verschillende alternatieven van zichzelf overwogen worden.
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw