591108-Bekkers

174 Hoofdstuk 6 3. Een socialisatieproces gaat gepaard met een dynamisch authenticiteitsbegrip Een opgroeiend kind ontwikkelt zijn zelf-begrip binnen de kaders van een betekenishorizon zoals het zich deze op enig moment eigen heeft gemaakt. Een kind wordt niet in een keer gesocialiseerd in de totale betekenishorizon van een gemeenschap. Gedurende het socialisatieproces wordt het zelf-begrip van het kind stap voor stap gevormd naar de normatieve verwachtingen die onderdeel zijn van de betekenishorizon waarin het wordt gesocialiseerd. Identiteitsgerelateerde coördinatieproblemen waarbij het zelf-begrip van het kind botst met de normatieve verwachtingen van een gemeenschap kunnen typische aanleidingen zijn voor het zetten van zulke stapjes. Bijvoorbeeld, als een kindje een speeltje afpakt van een ander, vanuit het zelf-begrip “ik pak alles wat ik wil”, dan wordt dit kindje gesocialiseerd tot “ik respecteer wat van een ander is”. In zo’n stap verandert de betekenishorizon voor het kind, en daarmee het kader voor diens authentieke zelf-begrip. Binnen dat nieuwe kader ontwikkelt een kind zijn zelf-begrip individueel verder, totdat die invulling aanleiding geeft tot een volgend (identiteitsgerelateerd) coördinatieprobleem, waarop de volgende stap in het socialisatieproces wordt gezet. De betekenishorizon -en daarmee wat authentiek kan zijn- verandert steeds opnieuw. De vigerende betekenishorizon definieert het actuele kader voor authenticiteit (bijvoorbeeld ‘respecteren wat van een ander is’). Voordat het kind zijn betekenishorizon had verrijkt door internalisering van de sociale norm ‘ik respecteer wat van een ander is’ was ‘pakken wat ik wil’ authentiek als zelf-begrip. Vanuit de (nieuwe) vigerende betekenishorizon is dat oude zelfbegrip niet (begrijpelijk als) authentiek. De ontwikkeling van authenticiteit kan dus begrepen worden als een opeenvolging van individuele invulling van de ruimte binnen een vigerende betekenishorizon en de oplossing van aan dat zelf-begrip gerelateerde coördinatieproblemen. Uit de wijze waarop ik het socialisatieproces van kinderen heb beschreven, kan de indruk ontstaan dat er een laatste stap is waarin de socialisatie wordt voltooid. Het kind is dan compleet gesocialiseerd en heeft zich de complete betekenishorizon van een gemeenschap eigen gemaakt, en daarmee zou er een ultiem kader voor diens authenticiteit zijn. In alle tussenstappen was het kind simpelweg nog niet volledig authentiek. Echter, om verschillende redenen kan er geen sprake zijn van een vaste betekenishorizon die de ware, statische kaders voor authentiek zelf-begrip definieert. In de eerste plaats beïnvloeden kinderen zelf in processen van mindshaping ook de betekenishorizon van de volwassenen met wie zij te maken hebben. Immers, het kind heeft een betekenishorizon die met betrekking tot het onderwerp van conflict afwijkt van die van de opvoedende volwassene. Door opvoedende mindshapings-mechanismen zal de volwassene veel invloed uitoefenen op de nieuw te vormen betekenishorizon van het kind. Het is echter niet uitgesloten dat er momenten zijn waarop het kind ook invloed heeft en zo bijdraagt tot (kleine) transformaties in de betekenishorizon van de volwassene.220 In de tweede plaats is 220 Al bij hele kleine baby’s zijn ouders er (als ‘mindreaders’) op gericht om te interpreteren wat een kindje nodig heeft en de signalen waarin baby’s kunnen verschillen te begrijpen (betekent ‘huilen in de nacht’ nou ‘ik heb honger’ of ‘ik wil geknuffeld worden’?). De ouders worden hierdoor ook gevormd (bijvoorbeeld omdat ze gaan verschaffen wat ze vermoeden). Of, neem een belangrijk issue in de hedendaagse opvoeding van kinderen: schermgebruik. Sommige ouders willen dat beperken, maar als zij zien hoezeer sociale contacten zich via het scherm afspelen en

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw