153 Transformatie van zelf-begrip uit dat zowel mindreading als mindshaping relevante menselijke cognitieprocessen zijn en een rol spelen in hoe mensen anderen en zichzelf begrijpen. Mijn strategie is om mijn claim zowel vanuit het perspectief van mindreading als mindshaping te onderbouwen. De inzichten van mindreading en mindshaping kunnen worden gecombineerd. Vanuit het perspectief van mindreading bestaat zelf-begrip uit het ontwikkelen van een zelf-model dat steeds nauwkeuriger past bij ervaringen en observaties. Vanuit het perspectief van mindshaping wordt zelf-begrip mede gevormd door socialisatie. Zo’n socialisatie-proces levert bijvoorbeeld een opgroeiend kind allerlei ervaringen en observaties op die aanleiding geven tot bijstelling van het zelfmodel. Er zullen tal van momenten zijn dat het ontwikkelde zelfbegrip, ofwel de eigen identiteit, botst met vigerende sociale normen. Zulke botsingen (die ik verderop zal conceptualiseren als ‘identiteitsgerelaterde coördinatieproblemen’) worden dan door wederzijdse mindshaping opgelost (waarbij sociale normen dus ook aangepast kunnen worden aan het zelf-begrip van een nieuwe generatie). Het socialisatieproces is voltooid als het zelf-model congruent is geworden met de sociale verwachtingen van de gedeelde betekenishorizon. In deze conceptualisering van zelf-begrip is er op geen enkele manier sprake van dat er zoiets zou bestaan als een vaststaande identiteit. Toch lijkt daar voor partijen in een IRMC wel sprake van te zijn. Hoe kan begrepen worden dat mensen hun eigen identiteit als min of meer vaststaand kunnen beschouwen? Als we ervan uitgaan dat de socialisatie op enig moment succesvol is en het ontwikkelde zelf-model herhaaldelijk bevestigd wordt, dan vindt een stabilisatie van het zelf-model plaats, ofwel het wordt niet meer (of alleen maar marginaal) bijgesteld. Dit betekent niet dat er geen verdere aanpassingen mogelijk zouden zijn, maar er zijn geen (sociale) prikkels om tot bijstelling te komen. Stabiliteit in onderling begrip biedt zodanige voordelen dat het misverstand van een vaststaande identiteit kan ontstaan. Een stabiel onderling begrip bevordert efficiënte samenwerking, op dezelfde manier dat verkeersregels efficiëntie bevorderen op een kruispunt. Coördinatieproblemen kunnen dan door vaste patronen worden opgelost, de onderlinge voorspelbaarheid neemt toe. Een min of meer vaststaande identiteit leidt tot betrouwbare handelingspatronen en vervult dezelfde functie als een sociale norm. Aangezien het ook voor het individu in sociaal opzicht belangrijk is om betrouwbaar te zijn (McGeer 1996, 504), is zo’n stabiel zelf-model een zelf-regulerende self fulfilling prophecy. Dus, als iemand bijvoorbeeld een ‘genereus’ persoon denkt en zegt te zijn en er op een feestje nog één stuk taart over is, dan zal deze persoon -ook al voelt hij een hevig verlangen naar dat lekkere stuk taart- toch vragen of er nog iemand taart wil en het niet zelf pakken. Zelf-begrip bestaat uit commitments en functioneert ook als een commitment.200 200 Als iemand zijn zelf-begrip niet met anderen deelt, zou de committerende werking van zelf-begrip minder kunnen zijn. Toegeven aan het verlangen betekent dan niet meteen dat iemand als onbetrouwbaar wordt gezien. Maar, het vermogen tot zelf-begrip is ontwikkeld in de context van de normatieve werking van folk-psychologie. Hierin wordt iemand getraind zich volgens folk-psychologie betrouwbaar te handelen, ofwel te handelen naar de verlangens en overtuigingen die iemand heeft. Ook als zelf-begrip niet uitgesproken is, kan het committerend werken in de context van deze opvoeding tot betrouwbare folk-psychological agent (McGeer 1996, 510). 5
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw