591108-Bekkers

144 Hoofdstuk 5 • Stap 3: Alternatieven van zichzelf onderscheiden: in paragraaf 5.2 zal ik betogen dat het idee van een vaststaande identiteit niet gerechtvaardigd is; • Stap 4: Interne en externe consistentie in netwerken van commitments: hierboven (in deze paragraaf) heb ik aangeven dat voor het komen tot interne en externe consistentie geen theoretische belemmeringen bestaan; • Stap 5: Transformatie: identificatie als een nieuw alternatief van zichzelf: in paragraaf 5.3 zal ik uitwerken hoe iemand voldoende reden kan hebben om zijn identiteit te transformeren in het ene dan wel andere alternatief en aangeven wat in hoofdstuk 6 in relatie hiermee opgehelderd moet worden. 5.2 Begrip en zelf-begrip In deze paragraaf zal ik betogen dat het idee van een vaststaande identiteit niet gerechtvaardigd is. Ik zal betogen dat er meer aanleiding is om ervan uit te gaan dat zelfbegrip mede onder invloed van anderen wordt gevormd en blijvend kan worden vernieuwd. In paragraaf 5.2.1 zal ik op basis van cognitieve theorievorming verkennen hoe begrepen kan worden dat iemand een ander of zichzelf kan begrijpen (‘mindreading’). In paragraaf 5.2.2 laat ik zien dat begrip van anderen en zelf-begrip een praktische functie hebben voor het oplossen van coördinatieproblemen. Begrip en zelf-begrip worden door het oplossen van coördinatieproblemen beïnvloed en gevormd (‘mindshaping’). Tenslotte laat ik op grond van deze inzichten zien dat er geen rechtvaardiging is om uit te gaan van een vaststaande identiteit, waarmee de theoretische belemmering ten aanzien van het onderscheiden van alternatieven van zichzelf is opgelost (paragraaf 5.2.3). 5.2.1 Mindreading: een model van de geest ontwikkelen De vraag hoe iemand de mentale wereld van een ander kan doorgronden, wordt in de literatuur vaak aangeduid met de term ‘mindreading’ of ‘the problem of other minds’.183 Er zijn in wisselwerking met psychologisch onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen verschillende theorieën voorgesteld over ‘mindreading’.184 Voor de argumentatie van dit proefschrift is het 183 Het vermogen tot ‘mindreading’ wordt in evolutionair opzicht van groot belang geacht voor de menselijke soort. Een theorie is dat de menselijke soort is geëvolueerd door de elkaar versterkende wisselwerking tussen samenwerking bij de opvoeding en samenwerking bij het jagen (Tomasello and Gonzalez-Cabrera 2017, 279). Om de hersenomvang te krijgen die nodig is voor menselijke vermogens is een relatief lange kindertijd nodig. Ook is voedzaam voedsel nodig dat relatief veel inzet vergt om het te verzamelen. Om voldoende verzamelcapaciteit op de been te brengen wordt de zorg voor baby’s gedeeld, terwijl bijvoorbeeld bij (de meeste) apen een baby-aap continu door de eigen moeder wordt verzorgd. Het is dan van evolutionair levensbelang dat baby’s doorkrijgen hoe ze de zorg kunnen krijgen die ze nodig hebben. Baby’s die beter zijn in het peilen van de intenties van potentiële zorgverleners en weten hoe ze hun aandacht kunnen trekken zijn hier succesvoller in (Hrdy 2011, 42, 117, 279–80). 184 Een invloedrijk voorbeeld is de zogenaamde Theorie-theorie (TT). De kern van de Theorie-theorie (TT) is dat mensen een ‘folk-psychological theory’ over de mentale wereld van anderen hanteren om hen te begrijpen. (Gopnik and Wellman 1992; Gopnik 1993; 2009). Dit houdt in dat mensen mentale toestanden zoals overtuigingen en verlangens

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw