591108-Bekkers

142 Hoofdstuk 5 Stap 2: Fusie van horizonnen Cruciaal in een fusie van horizonnen is het onderscheiden van een gedeelde menselijke constante. Het niveau waarop deze menselijke constante wordt onderscheiden is afhankelijk van hoe diep het conflict gaat, dat wil zeggen ’hoeveel’ van wat iemand als essentieel beschouwt ter discussie staat. Een gedeelde menselijke constante volgt uit een gezamenlijke ontdekking. Beide partijen herkennen in elkaars perspectief gedeelde aspecten van menszijn waar zij met hun zelf-begrip ook invulling aan geven. Het bestaan van een menselijke constante steunt op geen andere aanname dan die gezamenlijke constatering. In de casus uit de vorige paragraaf blijkt dat partijen niet altijd uit zichzelf spraakzaam of vaardig zijn. Ik zie dit ook als een praktische uitdaging. Voor de ontwikkeling van de theorie neem ik aan dat partijen, al dan niet ondersteund door een gespreksbegeleider, zoals de mediator, op enig moment zullen zeggen wat er nodig is om tot een fusie van horizonnen te komen. In theoretisch opzicht is de vraag relevant of zo’n gedeelde menselijke constante altijd gevonden kan worden. Als twee partijen een gedeelde culturele achtergrond hebben, dan is een gedeelde constante makkelijker voorstelbaar dan wanneer er sprake is van grote culturele verschillen. Bijvoorbeeld, in een conflict over wat een rechtvaardige verhouding is tussen de beloning van de directeur en de lopende band-medewerker zal een gedeelde menselijke constante wellicht gevonden kunnen worden in een principe als ‘beloning naar prestatie’.182 Hoe fundamenteler de onverenigbaarheid van identiteiten, des te abstracter zal de gedeelde menselijke constante (moeten) zijn, zoals in het voorbeeld van een vrijheid van meningsuiting-adept en een orthodoxe gelovige. In dat geval zijn beide identiteiten wellicht pas als alternatieve opties te zien van een abstracte gedeelde constante als ‘in harmonie zijn met heersende sociale normen’. In theorie maakt de abstractie van de menselijke constante niet uit. Het is ook niet nodig aan te nemen dat er uiteindelijk een universele constante is. Het gaat erom dat conflictpartijen er een kunnen vinden. Het gaat erom dat bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting-adept kan leren dat de identiteit van de orthodoxe gelovige ook een mogelijke en rationele invulling is van iets waar hij zelf ook invulling aan geeft. Ik neem aan dat er op basis van de menselijke conditie altijd gedeelde behoeften zijn waar mensen op een of andere manier invulling aan moeten geven. Alleen als de ander niet als mens wordt gezien, is niet mogelijk een gedeelde menselijke constante te herkennen. Stap 3: Alternatieven van zichzelf onderscheiden Zoals al aangegeven vindt het onderscheiden van nieuwe alternatieven van zichzelf niet expliciet plaats in de casus uit de vorige paragraaf. In de beschreven casus lijken beide partijen door de ander geïnspireerd te worden om zich te identificeren als een nieuw alternatief van zichzelf. Indien partijen die inspiratiebron niet voor elkaar vervullen, kunnen partijen zelf brainstormen over alternatieven en ook kan een gespreksbegeleider suggesties doen. Van een theoretische belemmering voor het onderscheiden van alternatieven van zichzelf zou sprake kunnen zijn als een of meer partijen zijn of haar identiteit als een vaststaand 182 Zie paragraaf 1.1.3 voor hoe zo’n zakelijk conflict ook een IRMC kan zijn.

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw