136 Hoofdstuk 5 kunnen begrijpen als alternatieve invullingen van een gedeelde menselijke constante ‘het op verantwoorde wijze vervullen van de eigen voedselbehoefte’.175 Stel, door de toegenomen kennis over de milieugevolgen van vlees eten en over alternatieve opties om benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen overweegt partij A een alternatief commitment om ‘alleen bij feesten nog vlees te eten’. In zijn reflectie op dit alternatief beseft A zich dat dit vervangende commitment niet consistent is met enkele andere commitments, zoals bijvoorbeeld dat je moet eten wat je lekker vindt en een echte man willen zijn (waarbij hij de overtuiging heeft dat echte mannen regelmatig vlees eten). Déze commitments worden door B niet betwist. Die laatste zal het een zorg zijn wat partij A als kenmerk van echte mannen beschouwt, dat hij een echte man wil zijn, of dat A eet wat hij lekker vindt, mits A maar geen vlees eet. Voor partij A leidt dit ertoe dat de scope van zijn reflectie groter wordt. Vanwege de verbindingen in zijn netwerk van commitments is het voor partij A noodzakelijk om alternatieven van zichzelf te overwegen die een transformatie van een groter deel van zijn netwerk van commitments betreffen dan alleen de specifiek betwiste claim. Naarmate een groter deel van iemands commitments op deze wijze betrokken raakt, wordt de transformatie ‘dieper’. Naast interne consistentie van het netwerk van commitments is ook onderlinge, ofwel ‘externe’, consistentie nodig om een rechtvaardige en stabiele oplossing te kunnen onderscheiden. Immers, om het conflict stabiel op te lossen moet de nieuwe set commitments niet direct een conflict met de identiteit van de ander opleveren, en voor rechtvaardigheid is het nodig dat beiden kunnen leven en handelen conform eigen waarden, overtuigingen, reden en commitments (zodat hun autonomie is gewaarborgd, zie paragraaf 1.2.2), ofwel hun identiteit tot uitdrukking kunnen brengen. Hoe komen partijen tot externe consistentie? Vanaf het moment van een fusie van horizonnen vindt een iteratief proces plaats waarin partijen reflecteren op verschillende alternatieven van zichzelf. Zij toetsen of de netwerken van commitments intern consistent zijn. Indien nodig wordt een deel van het niet-betwiste deel betrokken bij de reflectie (zoals hierboven geïllustreerd). Ook toetsen ze bij elkaar of de nieuw overwogen alternatieven onderling consistent zijn, en indien dat niet het geval is onderzoeken ze een volgend alternatief op interne en externe consistentie. Op dit punt is het goed te benadrukken dat ik in deze paragraaf uitwerk hoe de Transformatieve Dialoog in filosofisch-conceptuele zin begrepen kan worden. De hier gepresenteerde beschrijving is niet bedoeld als een letterlijke beschrijving van hoe de Transformatieve Dialoog in de praktijk per se plaats vindt. In de praktijk hoeven partijen zich niet bewust te zijn van deze iteratieve beoordelingen, maar kunnen zij door het verworven begrip van elkaar anticiperen op welke alternatieven onderling consistent zouden kunnen zijn. Bovendien is het ook een emotioneel en ‘diep’ proces. Mensen ervaren immers een emotionele hechting aan hun essentiële commitments. Er kan zelfs sprake zijn van rouwgevoelens, maar ook van inspiratie voor nieuwe mogelijkheden. In het iteratief toetsen 175 Deze formulering van de menselijke constante is bij wijze van voorbeeld. Wat het in een IRMC is, zal voor de conflictpartijen duidelijk worden door de fusie van horizonnen zelf.
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw