134 Hoofdstuk 5 begrijpt. De alternatieve identiteiten zijn denkbaar en waardevol als mogelijke invulling van de menselijke constante. Deze counterfactual alternatieven zijn voor de dialoogpartners ‘alternatieven van zichzelf’. De counterfactuals kunnen niet begrepen worden als alternatieven voor zichzelf omdat het gaat over de eigen identiteit. Een alternatief voor zichzelf zou impliceren dat de persoon alternatieve identiteiten zou kunnen beschouwen en er een uitkiezen. Maar wie is dan de persoon die kiest? De alternatieven staan niet los van de persoon, ze zijn alternatieven van de persoon zelf. Het zijn dus alternatieven van zichzelf.171 Het aannemen van een van die alternatieven als de eigen identiteit kan daarmee dus niet begrepen worden als een identificatie met dat alternatief, maar alleen als een identificatie als dat alternatief (Bransen 1996, 5–13; 2000, 393–98). Het besef dat er meerdere alternatieven van zichzelf mogelijk zijn om invulling te geven aan een bepaalde menselijke constante impliceert het (counterfactual) inzicht dat iemand in een andere context een ander alternatief van zichzelf als essentieel zou hebben beschouwd voor wie hij of zij is. Dit inzicht impliceert dat de eigen authenticiteitsclaim niet langer ten onrechte wordt gezien als een waarheidsclaim over hoe men echt is, maar als wat het is: een (mede) door de context bepaalde authenticiteitsclaim ten aanzien van een specifiek alternatief van zichzelf.172 Door de fusie van horizonnen is iemands horizon vernieuwd (bijv. de vleesliefhebber heeft inzicht in het milieueffect van vleesconsumptie) en binnen die vernieuwde betekenishorizon kan gereflecteerd worden op de authenticiteit van verschillende alternatieven van zichzelf. Een transformatie van iemands zelf-begrip of identiteit wordt dan mogelijk. Stap 4: Interne en externe consistentie in netwerken van commitments De huidige identiteit wordt weliswaar beleefd als essentieel voor wie iemand is, maar ik zal in het vervolg van dit hoofdstuk betogen dat hier geen maatstaf aan ontleend kan worden over wat een geldige authenticiteitsclaim is. De vraag is dan hoe iemand wel kan bepalen welk alternatief van zichzelf authentiek is voor hem of haar. Indien beide partijen vasthouden aan hun oorspronkelijke identiteit, dan blijft het conflict voortbestaan. Hoe kunnen partijen tot een onderling gecoördineerde én authentieke transformatie komen van ieders identiteit zodanig dat het conflict stabiel en rechtvaardig kan worden opgelost? In paragraaf 1.1.2 heb ik aangegeven dat een identiteit te begrijpen is als een netwerk van commitments. Een identiteitsgerelateerd moreel conflict heeft betrekking op een deel van dat netwerk van commitments, het ‘betwiste deel’. Er zal altijd ook een onbetwist deel zijn van het 171 De fusie van horizonnen heeft betrekking op dat deel van het zelf-begrip dat relevant is voor het conflict. Dat betekent dat belangrijke delen van het zelf-begrip niet ter discussie staan. Omdat het zelf-begrip bestaat uit het hele netwerk van commitments spreek ik niet van ‘deel-alternatieven’ die alleen betrekking hebben op het deel van het zelf-begrip dat onderwerp van conflict is. Ik beschouw iemands zelf-begrip als een geheel. Iemand kan dus niet vanuit het perspectief van een deel van het zelf-begrip een ander deel van het zelf-begrip beschouwen en de vraag stellen of hij of zij zich met dat andere deel zou willen identificeren. Ook al betreft het conflict slechts een deel van het zelf-begrip, de onderscheiden alternatieven zijn alternatieven van zichzelf en identificatie vindt plaats als een alternatief. 172 De identificatie als een bepaald alternatief van zichzelf speelt zich wel in de objectieve dimensie af, en kan dus waar of onwaar zijn. Dat is alleen een andere vraag dan of deze identificatie ook authentiek is voor de persoon. Dat laatste is een claim in de subjectieve dimensie, een authenticiteitsclaim.
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw