123 Het inleven in identiteitsverschillen: Articulatie-ethiek aan de oplossing. Het alternatief is dat partijen zich vastklampen aan de stabiliteit van het eigen morele kader, waardoor het conflict zich alleen maar verdiept. 4.3.2 Taylor en het nihilistische argument Taylor lijkt het nihilistische argument uit de vorige paragraaf te onderkennen en precies daarom vast te houden aan het concept van constituerende waarden. Een arbitraire ‘bron’ biedt volgens hem onvoldoende motivatie voor mensen voor moreel handelen. Hij zegt: “High standards need strong sources” (C. Taylor 1989, 516). Hiermee bedoelt Taylor dat morele verplichtingen zo veeleisend zijn, dat mensen er een diepe motivatie voor moeten voelen. Bijvoorbeeld, de milieuactivist vraagt van mensen een forse verandering van leefstijl, mensen moeten afzien van activiteiten die nu belangrijk en dierbaar voor hen zijn, allemaal voor het milieu. Het vraagt van mensen om belangrijke persoonlijke verlangens opzij te zetten. De vraag is dan of een zelf-articulatie, die uiteindelijk arbitrair is, voldoende bron van motivatie is. Taylor denkt van niet (C. Taylor 1989, 517; Löw-Beer 1991, 230; Meijer 2017, 374). In moderne Westerse samenlevingen hebben sommigen de illusie van de mogelijkheid van een verfijnd zelf-begrip geaccepteerd. Zij hebben een naturalistisch mensbeeld omarmd waarin het bevredigen van verlangens of de maximalisatie van geluksbeleving als levensdoel geldt, zonder nog te streven naar een verfijnder zelf-begrip. Anderen verzetten zich tegen de illusie en klampen zich vast aan een (traditioneel) moreel kader en staan niet langer open voor anderen. In beide gevallen wordt de mogelijkheid van een succesvolle fusie van horizonnen en verandering van zelf-begrip geblokkeerd, en is er ook geen perspectief op het oplossen van IRMC’s. Taylor’s denken kan geïnterpreteerd worden als het ontwikkelen van een oplossing voor dit dilemma door onze morele bronnen en daarmee constituerende waarden proberen te articuleren.166 Aangezien een confrontatie met andere culturen, opvattingen en identiteiten de kans biedt tot een verfijnder zelf-articulatie, ofwel meer helderheid over onze morele bronnen, te komen, is het niet verwonderlijk dat Taylor zegt: “The great challenge of the coming century, both for politics and for social science, is that of understanding the other.” (C. Taylor 2002a, 126) De vraag is nu of het mogelijk is een theorie te ontwikkelen die gebruik maakt van de potentie van de Articulatie-ethiek die niet vatbaar is voor het nihilistische argument, maar ook niet 166 Een andere strategie zou kunnen zijn om op te merken dat er meer overeenstemming is dan verschil tussen verschillende morele kaders, dus dat in de praktijk er altijd voldoende sociale basis is om niet bevangen te hoeven worden door nihilistische wanhoop (Rosen 1991, 193). Echter, behalve dat dit argument empirisch ondergraven zou kunnen worden, is het nihilistische argument niet gericht op relativisme. Het nihilistische argument ondermijnt elk kader, ook als er op de wereld in de praktijk maar één zou zijn. Er kan immers op elk moment iemand opstaan met een conflicterende identiteit (bijvoorbeeld door puberaal verzet tegen het heersende kader). Nietzsche’s diagnose is dat de moderne mens zich bewust is geworden van zijn illusie (dat er geen objectieve, reële of constituerende waarden bestaan), dat Taylor gelijk heeft dat een mens zonder sterke waarderingen ‘pathologisch’ is en dát de moderne wereld inderdaad pathologisch is (Meijer 2012, 188). 4
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw