591108-Bekkers

121 Het inleven in identiteitsverschillen: Articulatie-ethiek De Articulatie-Ethiek is op deze manier gerechtvaardigd voor alle identiteiten, maar ik zie zowel een probleem wanneer partijen hun zelf-begrip aanpassen als wanneer zij vasthouden aan hun zelf-begrip. Ik licht eerst de situatie toe waarin partijen vasthouden aan hun zelfbegrip. Stel nu dat beide partijen elkaars perspectief begrijpen en inzien dat het eten van vlees verschillende kenmerken heeft die afhankelijk van de leefwereld als waardevol worden uitgelicht. In de ene leefwereld staat de waarde van ‘eten wat je lekker vindt’ centraal en in de andere ‘zorg voor het milieu’. Ook met de toegenomen kennis dat vlees eten verschillende kenmerken heeft die als waardevol gezien kunnen worden, kan de leefstijl-liberaal in zijn eerste persoonsperspectief vasthouden aan het morele kader dat hij heeft (dat is waarom een oplossing niet zeker is). In dat geval wordt het IRMC niet opgelost, en alleen maar verder verdiept, aangezien men ondanks de toegenomen kennis toch vasthoudt aan de oorspronkelijke positie. Als partijen hun zelf-begrip wél aanpassen, ofwel een aangepast moreel kader aanvaarden dan is de vraag welk ander kader (dat van de andere partij, of een derde alternatief). Op het moment van fusie zien zij beide identiteiten als alternatieve invullingen van een gedeelde menselijke constante, en wellicht onderscheiden zij ook nog andere opties. Het BA-principe kan in sommige gevallen een criterium verschaffen om het ene kader boven het andere te verkiezen, maar niet altijd. Op grond van het BA-principe kan bijvoorbeeld geen onderscheid worden gemaakt tussen ‘voor de eigen leefstijl essentiële activiteiten blijven ondernemen ondanks eventuele schadelijke gevolgen voor het milieu’ en ‘bepaalde activiteiten laten omwille van het milieu, ook als die activiteiten essentieel zijn voor wie je bent’. Beide kaders zijn een verheldering ten opzichte van de oorspronkelijke kaders van de leefstijl-liberaal en de milieuactivist, maar ten opzichte van elkaar zijn ze even helder. De een leidt ook niet tot een niet te ontkennen succes boven de ander (dat wil zeggen: de een heeft succes op het gebied van zelfexpressie, de ander in zorg voor het milieu) en ook is geen van beide duidelijk ‘minder verkeerd’. Als partijen geen onderscheid kunnen maken op grond van het BA-principe, dan biedt de Articulatie-ethiek163 geen criterium dat bepaalt dat het ene morele kader beter zou zijn dan het andere, of het ene zelf-begrip verfijnder dan het andere. In een IRMC is het niet uitgesloten dat partijen op basis van het toegenomen begrip van elkaars context tot verschillende zelfarticulaties komen waar het BA-principe geen onderscheid tussen kan maken. Begripstoename levert immers geen criterium op voor wat van fundamentele waarde zou moeten zijn. Het levert hooguit het inzicht op dat sommige waarden niet rationeel zijn, maar er kunnen nog altijd meerdere opties rationeel zijn (in de zin van consistent met de kennis van kenmerken van de wereld). Dit levert in mijn ogen een probleem op, omdat mensen in hun leven met meerdere IRMC’s geconfronteerd (kunnen) worden, waarin achtereenvolgens (in theorie) alle facetten van hun identiteit als optioneel kunnen worden onderscheiden. Zij kunnen op basis van een 163 In elk geval niet zonder constituerende waarden, maar zelfs als het bestaan van constituerende waarden wordt aangenomen is niet duidelijk hoe deze een criterium kunnen bieden. Het is volgens Taylor immers niet mogelijk ze ooit ultiem te articuleren. 4

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw