591108-Bekkers

115 Het inleven in identiteitsverschillen: Articulatie-ethiek Dus, ook als er na een fusie van horizonnen geen transformatie van identiteit plaatsvindt en het IRMC blijft bestaan, blijft volgens de door mij gereconstrueerde Articulatie-ethiek de verplichting bestaan om open te staan voor de ander en eventueel alsnog tot een nieuw inzicht te komen dat wél leidt tot een verfijnd zelf-begrip (C. Taylor 1994b, 73). Dit kan een manier zijn om rechtvaardige en stabiele oplossingen voor IRMC’s te onderscheiden. Conclusie Taylors Articulatie-ethiek vult de Discours Ethiek aan door een moreel-transformatief proces als onderdeel van het discours te conceptualiseren. Een rechtvaardige en stabiele oplossing van IRMC’s kan worden onderscheiden door een voortgaande, wederzijdse openheid voor de andere partij zodat door een fusie van horizonnen beide partijen een zodanig verfijnder zelfbegrip ontwikkelen dat het conflict verdwijnt.153 Op grond van het bestaan van constituerende waarden kan Taylor betogen dat het niet rationeel is om vast te houden aan een bepaald zelfbegrip alsof dat de ultieme zelf-articulatie is. Is de aanname van het bestaan van constituerende waarden gerechtvaardigd? 4.2.3 Is de Articulatie-ethiek gerechtvaardigd? Als een partij het bestaan van constituerende waarden simpelweg ontkent, dan verliest de Articulatie-ethiek het referentiepunt om te kunnen spreken over een verfijnder zelf-articulatie. Een partij kan dan vanuit het eerste persoonsperspectief vasthouden aan het al aanwezige zelfbegrip. Dit geldt bijvoorbeeld voor een partij met een ‘naturalistisch’ zelf-begrip. Dit houdt in dat verlangens, voorkeuren en waarden gezien worden als het resultaat van sociaal-biologische processen. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen een fenomenologisch niveau van zelf-begrip en een ontologisch niveau. Het fenomenologische niveau betreft de dagelijkse ervaring, ofwel hoe mensen hun eigen (en andermans) handelen interpreteren en zich daaraan relateren. Het ontologische niveau betreft de ware natuur van verschijnselen als verlangens, voorkeuren en waarden. Fenomenologisch gezien kan ook een naturalist ervaren verlangens, voorkeuren en waarden te hebben en bepaalde commitments essentieel te achten voor hoe hij of zij zijn of haar leven leidt (hiermee wordt Taylors ad hominem argument dat ieder mens zichzelf in termen van waarden begrijpt, omzeild, zie paragraaf 4.1.1). Ontologisch gezien bestaan er volgens de naturalist echter alleen maar sociaal-biologische processen die een bepaalde werking in hersenen en lichaam hebben, en die door mensen geïnterpreteerd worden als verlangens, voorkeuren en waarden. Dat mensen elkaar zo op fenomenologisch niveau interpreteren heeft geen speciale betekenis. Dat is slechts hoe mensen leven en elkaars acties onderling coördineren. Taylor’s Articulatie-ethiek is gebaseerd op een concurrerende ontologie, namelijk dat er voor mensen echte constituerende waarden zijn (en er dus altijd een verfijnder zelf-articulatie 153 In theorie zou een transformatie van identiteit bij een van beide partijen voldoende kunnen zijn voor een stabiele en rechtvaardige oplossing. In paragraaf 5.1.1 zal ik toelichten dat ook als een van beide partijen zich in feite aanpast aan de claim van de ander dit voor beide partijen een transformatie in zelf-begrip met zich meebrengt. 4

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw