591108-Bekkers

106 Hoofdstuk 4 Om open te staan voor de eventuele waarde van andermans articulatie is het nodig dat iemand zich inleeft in het perspectief van de ander, en als hij of zij zich dat andere perspectief eigen heeft gemaakt kan hij eventueel tot een verfijnder zelf-begrip komen. Echter, uit Taylor’s veronderstelling volgt slechts dat een conflict zo benut zou kunnen worden, niet dat iemand dat zou moeten doen. Er kunnen immers ook andere manieren zijn om tot verfijnder zelf-articulatie te komen, bijvoorbeeld door kunstervaring of meditatie (C. Taylor 2016, 213). Waarom zou een partij verplicht zijn met een dergelijke openheid een andere partij tegemoet te treden (en vice versa)? Taylor baseert zijn antwoord op deze vraag op een volgens hem cruciale menselijke waarde. Dat is de waarde van erkenning, hetgeen respect omvat voor hoe mensen zijn en dat mensen tot uitdrukking kunnen brengen wie zij zijn.137 Om een identiteit te ontwikkelen, om in staat te zijn fundamentele waarden te hebben is een wederzijdse relatie van erkenning met tenminste enkele anderen noodzakelijk. Taylor benoemt dit als het essentieel ‘dialogische’ karakter van menszijn (C. Taylor 1991b, 32–33; 1994b, 33–34). Dat deze waarde ook universeel geldt, dus jegens iedereen, volgt volgens Taylor uit ieders persoonlijke sterke waardering over wat van waarde is voor hem of haar in het leven (C. Taylor 1991a, 252–53). Mijn reconstructie is dat er volgens Taylor een constituerende waarde is die maakt dat een commitment aan respect voor iedereen als waardevol gezien wordt, ofwel een commitment aan wederzijdse erkenning van ‘strong evaluators’ (Cooke 2018, 768). Taylor geeft zelf toe dat hij met deze argumentatie de onvermijdelijkheid van moraliteit niet laat zien. Een suggestie om Habermas’ denken hiervoor te benutten, wijst hij af, omdat hij eraan hecht moraliteit te baseren op de volgens hem cruciale waarde van erkenning (C. Taylor 1991a, 251–53).138 Dus, de morele dimensie van Taylor’s articulatie-ethiek kan als volgt geformuleerd worden: het is voor mensen cruciaal om wederzijdse erkenning van waarde te achten en dus moeten mensen zich in geval van conflict inleven in het perspectief van de ander en op die wijze openstaan voor een beter zelf-begrip (waardoor het conflict opgelost zou kunnen worden). Dit impliceert niet per se een dialoog, maar een dialoog is wel de vanzelfsprekende wijze om de andere partij te begrijpen en om erkenning over te brengen.139 Om te onderzoeken hoe een stabiele en rechtvaardige oplossing van IRMC’s onderscheiden kan worden met behulp van Taylors Articulatie-ethiek is het nodig om helder te maken hoe ‘inleven in het perspectief van 137 In paragraaf 6.2.1 zal ik nader ingaan op erkenning. 138 (Löw-Beer 1991, 234–35) doet de suggestie om met behulp van ‘communicative ethics’ de morele dimensie van Taylors denken te onderbouwen. Taylor beaamt dat ‘the main line of my argument does not show morality to be inescapable’. Ondanks gelijkenis met de redenering van ‘communicative ethics’ geeft hij aan zich te baseren op ‘the way in which human identity is formed through dialogue and recognition. The argument would turn on the acknowledgment, in other words, of a crucial human good, and not simply on the pragmatic contradiction involved in the violation of certain norms.” (C. Taylor 1991a, 251–53). 139 Taylor betoogt het niet expliciet, maar lijkt er op verschillende plekken vanzelfsprekend vanuit te gaan dat articulatie en dialoog een noodzakelijk onderdeel zijn van het oplossen van een conflict (Dreyfus and Taylor 2015, 124; C. Taylor 1989, 107). Aangezien hij expliciet betoogt dat de menselijke identiteit alleen in dialoog gevormd kan worden (C. Taylor 1989, 36; 1991b, 66; 1991a, 252), is de noodzaak van dialoog wellicht te vanzelfsprekend voor Taylor om er uitvoerig bij stil te staan in conflictsituaties.

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw