105 Het inleven in identiteitsverschillen: Articulatie-ethiek begrepen wordt als een criterium, verdedigt Taylor het ‘ad hominem’, dat wil zeggen dat het tot uitdrukking brengt wat een tegenstander niet kan ontkennen (C. Taylor 1995a, 53). Er is niemand die zou beweren dat een kind in nood niet geholpen zou moeten worden, dus is de articulatie evident ‘minder verkeerd’. Niet als ultieme waarheid, maar als minder fout, als een ‘best account’ tot dusver. Na een nieuwe succesvolle articulatie zou een volgende verder verfijnde articulatie gevonden kunnen worden.134 Zoals gezegd ontwikkelt Taylor niet zoals Habermas en Rawls een systematische normatieve theorie met een label zoals Politiek Liberalisme of Discours Ethiek. Om te kunnen verwijzen naar het geheel van Taylors denken zoals ik het hier reconstrueer, label ik zijn denken vanwege de centrale plaats van articulatie “Articulatie-ethiek”. De normatieve claim van deze Articulatie-ethiek is dat mensen moeten streven naar verfijnder articulaties van gewone waarden en hypergoods, om zo tot beter zelf-begrip te komen. Ethiek en moraal zijn met elkaar verbonden, omdat rechtvaardigheid een van de waarden is, en waarden maken duidelijk wat ‘rechtvaardigheid’ inhoudt. Omdat dit onderzoek gericht is op het onderscheiden van rechtvaardige en stabiele oplossingen zal ik Taylors morele en rechtvaardigheidsclaims nader reconstrueren. 4.1.3 Morele claims van de Articulatie-ethiek en fusie van horizonnen In zijn essay The Politics of Recognition stelt Taylor dat eenieder in zijn of haar unieke identiteit erkend zou moeten worden (C. Taylor 1994b, 38). Zijn argumentatie hiervoor is onder meer gebaseerd op de veronderstelling dat “all human cultures that have animated whole societies over some considerable stretch of time have something important to say to all human beings” (C. Taylor 1994b, 66).135 Ik zal deze ‘veronderstelling’ reconstrueren als een morele dimensie van zijn Articulatie-ethiek. Met morele dimensie doel ik op sociale normen voor het reguleren van interpersoonlijke betrekkingen (zie paragraaf 1.1.3), en dus niet de beperkte invulling van Habermas (zie paragraaf 3.2.3). Volgens Taylor is de genoemde veronderstelling te accepteren door te erkennen dat iedereen ver verwijderd is van een ultieme articulatie van het goede op basis waarvan de relatieve waarde van culturen bepaald zou kunnen worden (C. Taylor 1994b, 73). Ofwel, een open ontmoeting met andersdenkenden is een gelegenheid om onze vigerende articulaties te testen en mogelijk te komen tot betere articulaties.136 Om in een dergelijke ontmoeting tot een verfijnder zelf-articulatie te komen, moet iemand afstand nemen van zijn of haar huidige zelfarticulatie. Met andere woorden, een open ontmoeting behelst dat iemand niet langer volhoudt dat de huidige zelf-articulatie de enige juiste (of ‘beste’) is, en dus -in een conflictsituatie- niet langer vasthoudt aan het eigen gelijk inzake het conflict. 134 Er kunnen meerdere articulaties zijn die voldoen aan het BA-principe. Deze kunnen zelfs strijdig met elkaar zijn. Bijvoorbeeld de al genoemde articulatie ‘Het is goed om mensen in nood te helpen” zou een nog betere articulatie kunnen zijn volgens het BA-principe. Maar ook een mogelijk articulatie is: ‘Het is goed om kinderen in nood te helpen en volwassenen in nood het zelf te laten oplossen’. 135 Merk op dat Taylor niet zegt dat alle culturen van gelijke of aanzienlijke waarde zijn (C. Taylor 1994b, 66). 136 De ontmoeting met anderen kan ook sluimerende dilemma’s in ons eigen zelf-begrip waar we ons nog niet van bewust ware aan het licht brengen (C. Taylor 2016, 222). 4
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw