100 Hoofdstuk 4 Taylor’s denken strekt zich uit over een breed spectrum van filosofische thema’s, van antropologie tot epistemologie. Hij presenteert daarbij geen systematisch beargumenteerde normatieve theorie, zoals Rawls en Habermas dat doen, maar probeert onze morele bronnen te articuleren. In deze paragraaf zal ik Taylor’s denken proberen systematisch te reconstrueren als een morele theorie die toegepast kan worden in conflictsituaties. Deze reconstructie is opgebouwd uit Taylor’s antropologie, ofwel zijn begrip van mens-zijn (paragraaf 4.1.2), een ethiek waarin het streven naar verfijnder zelf-articulatie centraal staat (paragraaf 4.1.2) en een moraal waarin mensen zich inleven in anderen en zo tot een verfijnder zelf-articulatie komen (paragraaf 4.1.3). 4.1.1 Antropologie: sterke waarderingen en menselijk handelen Taylor’s centrale claim is dat waarden constitutief, en daarmee onontkoombaar, zijn voor mensen. Zijn argument hiervoor kan begrepen worden als een transcendentaal argument. Dit betekent dat hij een oncontroversieel uitgangspunt introduceert en vervolgens laat zien dat zijn conclusie volgt uit de condities die noodzakelijk zijn voor dat uitgangspunt. Dat mensen handelen (‘human agency’)123 kan als oncontroversieel uitgangspunt genomen worden. De vraag is dan welke condities vervuld moeten zijn om te kunnen spreken van ‘menselijk handelen’. Volgens Taylor impliceert menselijk handelen bewustzijn van onze handelingen (Meijer 2016, 157) en reflectie op mentale toestanden zoals verlangens, overtuigingen, commitments, intenties et cetera (C. Taylor 1985e, 15–16), waarbij het niet alleen gaat om toevallige voorkeuren, maar tenminste soms ook om waarden. Een reflectie waarin het gaat om voorkeuren, zoals bijvoorbeeld bij het kiezen van een ijssmaak, noemt Taylor zwakke waardering (‘weak evaluation’). Reflecties op basis van kwalitatieve kenmerken van waarde (‘qualitative distinctions of worth’) noemt Taylor sterke waardering (‘strong evaluation’).124 Bijvoorbeeld, het is intrinsiek waardevoller om een verdrinkend kind te redden dan toe te blijven kijken. De keuze om het kind te redden is gebaseerd op een waarde, en niet op een toevallige voorkeur. Zulke waarden worden ingegeven door een ‘moreel kader’ (‘framework’ of ‘horizon’).125 Sterke waarderingen definiëren onze identiteit, omdat ze uitdrukken wat voor ons van fundamentele waarde is (C. Taylor 1985e, 34). Sterke waarderingen zijn onontkoombaar voor menselijk handelen in de constituerende zin dat er alleen sprake is van menselijk handelen als het ingegeven wordt door fundamentele waarden (C. Taylor 1985e, 34–35; 1989, 29–31). Taylor formuleert dit als volgt: 123 Taylor neemt zelf in zijn argumentatie het hebben van een identiteit als oncontroversieel uitgangspunt (C. Taylor 1989, 26–50; 1994a, 209; 1991a, 250). Echter, (Meijer 2016, 157) onderbouwt dat het hebben van een identiteit een van de mogelijkheden is om het functioneren van mensen te begrijpen, en daarmee niet oncontroversieel is als startpunt. Ik volg hier zijn suggestie om ‘handelen’ als oncontroversieel uitgangspunt te nemen als startpunt voor Taylors argument. 124 Het concept ‘sterke waardering’ bouwt voort op het idee van 2e orde verlangens (Frankfurt 1971), waarbij Taylor toevoegt dat constituerend voor menselijk handelen is dat die 2e orde gebaseerd is op waarden. 125 Habermas zou het ‘leefwereld’ noemen (Habermas 1981a, 119) en Rawls een levensbeschouwelijke doctrine (zie paragraaf 2.1.1).
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw