160 | Chapter 8 portfoliogebruik potentie heeft om ZRL te ondersteunen. Tegelijkertijd werd duidelijk dat de twee mechanismen van portfoliogebruik – en daarmee ZRL – gemakkelijk verstoord kunnen worden door contextfactoren (bv. het toetsingssysteem) en factoren die samenhangen met portfoliogebruik (bv. ideeën van portfoliogebruikers over het portfolio). Verstoringen van portfoliogebruik leken vaak te ontstaan doordat verschillende portfoliodoelen met elkaar op gespannen voet stonden. Deze spanningen leken de motivatie van portfoliogebruikers te ondermijnen. Tot slot liet het literatuuronderzoek zien dat studies naar portfoliogebruik over het algemeen theoretisch (ten aanzien van het definiëren en conceptualiseren van ZRL) en methodologisch tekort schoten. Om de kennis over portfoliogebruik in relatie tot ZRL uit te breiden was het belangrijk om meer inzicht te krijgen in bestaande portfoliodocumentatie. Daarom beschrijft Hoofdstuk 3 een inhoudsanalyse die werd uitgevoerd om de aanwezigheid van ZRL-processen in de portfoliodocumentatie van huisartsen in opleiding in kaart te brengen. Hoewel ZRL bestaat uit tal van processen kozen we er in deze studie voor om ons enkel te focussen op de processen die binnen de (bio)medische onderwijskunde in verband worden gebracht met portfoliogebruik: reflectie en feedback (omdat deze geacht worden bij te dragen aan zelfbeoordeling), het opstellen van leerdoelen en -plannen en monitoring. Een codeboek werd opgesteld aan de hand van literatuur die criteria beschrijft voor een effectieve uitvoering van deze ZRL-processen. Dit codeboek werd gebruikt om negentig portfolio’s van huisartsen in opleiding te beoordelen op de aanwezigheid van deze criteria. Hieruit bleek dat reflectieve portfoliobijdragen zeldzaam waren. Bovendien was het niveau van reflectie vaak minimaal doordat gebeurtenissen enkel werden beschreven zonder daarbij verdere uitleg en/of context te geven. Feedback was over het algemeen beperkt tot opmerkingen over wat wel en niet goed ging. In tegenstelling tot wat de literatuur aanraadt waren deze opmerkingen vaak weinig specifiek en ontbrak het aan context en toekomstperspectief. Leerdoelen en -plannen waren over het algemeen ook weinig specifiek, maar bevatten, in overeenstemming met de adviezen voor het opstellen van leerdoelen, regelmatig uitdagende en consistente onderwerpen. Signalen die wezen op monitoring van het leerproces waren (in geringe mate) aanwezig in 75% van de portfolio’s. De opgestelde criteria voor een effectieve uitvoering van ZRL werden dus maar heel beperkt gevonden in de portfolio’s. We stelden vast dat het adequaat documenteren van ZRL veel tijd kost en vraagt om een hoog niveau van introspectie en schrijfvaardigheden. Expliciete aandacht en inzet van de betrokken partijen (artsen in opleiding en hun begeleiders) is dus nodig wanneer men wil dat ZRL-processen gedocumenteerd worden in een portfolio. Dat de portfolio documentatie niet aan de geselecteerde criteria voldeed wil niet zeggen dat er geen sprake was van ZRL tijdens portfoliogebruik, aangezien adequate documentatie waarschijnlijk niet voorwaardelijk is voor het plaatsvinden van ZRL. Om hier meer zicht op te krijgen werd een focusgroep-studie uitgevoerd en beschreven in
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw