590409-Wouts

Vascular risk factors for depression and apathy | Appendices 168 We weten nog weinig van de oorzaken en behandeling van apathie na depressie. Wat kunnen we het beste adviseren: antidepressieve of een andere biologische (vervolg) behandeling, psychotherapie of gedragsactivatie (door middel van een gestructureerd dagprogramma)? Op dit moment is er weinig bewijs voor het een of het ander, maar vanwege de serieuze gevolgen van apathie voor het functioneren en de sociale omgeving is het niet verstandig vanuit gebrek aan bewijs niets te doen. In Hoofdstuk 6 en 7 werd beschreven er dat in de algemene bevolking en in populaties met neurodegeneratieve aandoening een causaal verband tussen CSVD en apathie werd vastgesteld. Deze informatie kan clinici, patiënten en hun mantelzorgers helpen om de aanwezigheid van apathie bij CSVD te begrijpen en te accepteren. Echter, ook bij apathie in de context van vastgestelde CSVD is er het risico op een tunnelvisie, want apathie kan veel verschillende oorzaken kan hebben en hangt vooral in oudere populaties vaak (ook) samen met depressie en cognitieve achteruitgang. Daarom is het advies voor artsen om een brede analyse te maken van mogelijke risicofactoren en oorzaken van apathie voor elke individuele patiënt, ook als er sprake is van CSVD. Tot slot, is het belangrijk dat clinici die patiënten zien met depressie op oudere leeftijd en met apathie beseffen dat er nog belangrijke hiaten zijn in onze huidige kennis, met name als het gaat om werkzame behandelingen voor CSVD- of depressie-gerelateerde apathie. Hopelijk motiveert hen dat om samen te werken met onderzoekers door patiënten en hun naasten te informeren over lopende onderzoeken en hen te helpen om deel te nemen aan onderzoek. Overwegingen voor het opleiden van de volgende generatie psychiaters: Voor al diegenen die de volgende generatie psychiaters opleiden onderstreept dit proefschrift opnieuw het belang van epidemiologie in de psychiatrische praktijk. Psychiaters moeten in staat zijn om de waarschijnlijkheid en relevantie van risicofactoren voor depressie op latere leeftijd en voor apathie in verschillende populaties te kunnen inschatten. Ze zouden kennis moeten hebben van CSVD en van hoe CSVD motivatie en initiatief kan beïnvloeden, zodat ze de symptomen die ze bij patiënten zien beter kunnen begrijpen. Ook is het erg belangrijk dat ze leren om deze informatie op een heldere wijze te vertellen aan hun patiënten en hun naasten en/of zorgverleners. Ook de beperkingen van de huidige ziektemodellen voor depressie op oudere leeftijd en voor apathie zijn belangrijk om te leren, waarin meerdere risicofactoren vaak gezamenlijk voorkomen en elkaar kunnen beïnvloeden. Dat kan de psychiaters van de toekomst helpen om het ziektemodel dat ze opstellen voor de patiënt in hun spreekkamer te zien en te presenteren als een waarschijnlijke verklaring, terwijl ze toch een open mind houden voor alternatieve verklaringen. Tot slot, benadrukken de resultaten van de studies die in dit proefschrift beschreven zijn het belang van apathie, of motivationele symptomen, in CSVD en in depressie. Psychiaters

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw