590409-Wouts

Vascular risk factors for depression and apathy | Appendices 162 Spelen interacties tussen de aanwezigheid van neuroticisme en vasculaire ziekte een rol in het risico op depressie, of in depressieve populaties in het risico op beroerte? In het onderzoek dat gepresenteerd wordt in Hoofdstuk 3 en 4 werden interacties tussen neuroticisme en vasculaire ziekte bij het voorspellen van beroerte en depressie geëxploreerd. In Hoofdstuk 3 werd de hypothese dat in het verband tussen depressie en beroerte ‘residual confounding’ een rol speelt onderzocht, waarbij gegeneraliseerde atherosclerose een risicofactor vormt voor beiden (depressie en beroerte). Er werd gesteld dat hierdoor het verband tussen depressie en beroerte groter zou zijn in aan vasculaire ziekte-gerelateerde depressie dan in neurotische depressie. De invloed van laag neuroticisme en de aanwezigheid van vasculaire ziekte op het verband tussen depressie en beroerte werd bestudeerd in de LASA-populatie (N=2050) gedurende 9 jaar follow-up. De incidentie van beroerte werd vastgesteld met behulp van anamnestische informatie, informatie van huisartsen en verklaringen van overlijden. Neuroticisme werd gemeten met behulp van de Dutch Personality Questionnaire en depressie met behulp van de CES-D. In deelnemers met een voorgeschiedenis van hartziekte (N=1649) was depressie een voorspeller voor beroerte, een bevinding die onafhankelijk was van het niveau van neuroticisme (HR: 1.05, 95% CI: 1.01-1.10). In deelnemers zonder hartziekte was depressie alleen in individuen met een laag neuroticisme-niveau een voorspeller voor beroerte (HR 1.05, 95%: 1.00-1.09). Op basis van deze bevindingen suggereerden we dat depressie op oudere leeftijd bij een laag niveau van neuroticisme een marker zou kunnen zijn van ziekte van de kleine vaten van de hersenen, CSVD. In de Nijmegen Biomedical Study (2002-2005), een studie waarbij diverse vragenlijsten werden afgenomen in de algemene bevolking, werd de interactie tussen vasculaire ziekte en neuroticisme bij het voorspellen van depressie op oudere leeftijd (N=1397, leeftijd >70 jaar) bestudeerd. De bevindingen worden in Hoofstuk 4 van dit proefschrift beschreven. Omdat neuroticisme de impact van life-events vergroot en omdat neuroticisme geassocieerd is met een slechtere compliance aan vasculaire behandelingen, werd de hypothese geponeerd dat er een positieve interactie tussen neuroticisme en vasculaire ziekte zou bestaan in het voorspellen van depressie. In andere woorden: dat een hoog niveau van neuroticisme het risico op depressie in deelnemers met vasculaire ziekte zou verhogen. Depressie werd gemeten met behulp van de CES-D en het niveau van neuroticisme (012) werd gemeten met behulp van de Eysenck Personality Questionnaire. Vasculaire aandoeningen werd ingedeeld in vier categorieën, gebaseerd op de relatie met hersenschade, namelijk (1) geen vasculaire ziekte of een enkele risicofactor, (2) twee of meer vasculaire risicofactoren zonder ziekte, (3) hartziekte en (4) beroerte. De resultaten waren voor mannen en vrouwen verschillend. In vrouwelijke deelnemers was neuroticisme een sterke voorspeller voor depressie (OR: 1.6, 95% CI: 1.4-1.8), terwijl in mannelijke deelnemers hartziekte en beroerte de voorspellende waarde van neuroticisme verminderden (hartziekte en neuroticisme: OR: 0.8, 95% CI: 0.6-0.9; beroerte en neuroticisme: OR: 0.8, 95% CI: 0.6-0.96). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw