590409-Wouts

Vascular risk factors for depression and apathy | Appendices 160 Omdat dit proefschrift meer dan 10 jaar onderzoek behelst, zullen we in dit hoofdstuk niet alleen de studies samenvatten maar ook op de resultaten reflecteren in het licht van recentere wetenschappelijke bevindingen. De studies worden zoveel mogelijk in chronologische volgorde weergegeven om de ontwikkeling van kennis en inzichten zichtbaar temaken. Omde leesbaarheid en de helderheid van dit hoofdstuk te bevorderen worden de samenvattingen van de studies schuin weergegeven en steeds direct gevolgd door een evaluatie van de bevindingen. Deel I Verhoogt een depressie op latere leeftijd de kans op cerebrovasculaire ziekte? In de Longitudinal Aging Study Amsterdam werden de volgende hypothesen getoetst: (1) dat klinisch relevante depressieve symptomen een onafhankelijke risicofactor vormen voor het krijgen van een beroerte in patiënten met en zonder hartziekte, en (2) dat meer chronische en ernstigere depressieve symptomen geassocieerd zijn met een hogere kans op een beroerte (Hoofdstuk 2). Tussen 1992 en 2002 werd een random samengesteld cohort uit de algemene bevolking van Nederlanders met een leeftijd van 55 jaar of ouder (zonder een voorgeschiedenis van beroerte) (N=2965) gevolgd gedurende 9 jaar. Eindpunt van de studie was het doormaken van een eerste (fatale of niet-fatale) beroerte. De associatie tussen depressie op het beginpunt van de studie, welke werd vastgesteld met behulp van the National Institute of Mental Health Diagnostic Interview Schedule en de Center for Epidemiological StudiesDepressie schaal (CES-D), en de incidentie van beroerte werd berekend met behulp van multivariate Cox proportional hazards regressieanalyse. Ook onderzochten we het verband tussen de chroniciteit en de ernst van depressieve symptomen en de incidentie van beroerte met behulp van tijdsafhankelijke variabelen. De resultaten lieten zien dat in studiedeelnemers met een voorgeschiedenis van hartziekte (en niet in degenen zonder deze voorgeschiedenis) klinisch relevante depressieve symptomen op het beginpunt (hazard ratio [HR], 2.18; 95% confidence interval [CI], 1.17-4.09) geassocieerd waren met de kans op het ontstaan van een beroerte. Er was ook een associatie tussen de ernst (range, 0-60; HR, 1.08; 95% CI, 1.02-1.13) en chroniciteit (HR, 3.51; 95% CI, 1.13-10.93) van depressieve symptomen gedurende follow-up met de kans op het ontstaan van een beroerte. Op basis van deze resultaten, concludeerden we dat de aanwezigheid van een hartziekte invloed had op de mate van het verband tussen depressieve symptomen en het ontstaan van een beroerte; en dat in hartpatiënten niet alleen depressieve symptomen aan het begin van de studie, maar ook de ernst en chroniciteit van de symptomen gedurende de studie samenhingen met een hoger risico op het ontstaan van een beroerte. Deze studie werd gepubliceerd in 2008 en sindsdien werden de resultaten in meerdere replicatie-studies bevestigd. Ook werd de associatie tussen depressie en het ontstaan van een beroerte vastgesteld in populaties zonder hartziekte. Een meta-analyse berekende een gepoolde aangepaste HR van 1.45 (95% CI, 1.29-1.63) voor beroerte, met een geschat

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw