588139-Lustenhouwer

154 CHAPTER 8 In dit proefschrift hebben we twee hoofdvragen onderzocht: 1. Is de bewegingssturing vanuit de hersenen anders bij mensen met NA met restklachten dan bij gezonde mensen? 2. Kan specifieke revalidatie, waarbij bewegingssturing opnieuw wordt aangeleerd, het herstel bevorderen bij mensen met NA? In de eerste twee hoofdstukken werd de benodigde achtergrondinformatie beschreven. Hoofdstuk 1 introduceerde het concept dat er veranderingen in de hersenen kunnen optreden na schade aan perifere zenuwen en de mogelijke negatieve gevolgen daarvan. Ook beschreef ik waarom we dachten dat dit mogelijk een rol speelt in NA en wat onze onderzoeksvragen waren. In hoofdstuk 2 ging ik verder in op dit idee en gaf ik een gedetailleerde beschrijving van de opzet, patiëntpopulatie en meetmethoden van de daaropvolgende hoofdstukken. Deel 1 – Hoe de hersenen zich aanpassen na perifere zenuwschade bij NA richtte zich op de eerste hoofdvraag van dit proefschrift: of veranderingen in de hersenen een rol spelen bij patiënten met NA en restklachten. We voerden twee onderzoeken uit, waarbij we de bewegingsaansturing vanuit de hersenen bij mensen met NA vergeleken met de aansturing bij gezonde vrijwilligers. Hier gebruikte we een ‘motor imagery’ taak voor, waarbij deelnemers bewegingen inbeeldden. De gedragsstudie in hoofdstuk 3 vormde de basis voor de functionele MRI studie in hoofdstuk 4, waarbij we met hersenscans de hersenactiviteit tijdens het inbeelden van bewegingen hebben gemeten. Deel 2 – Hoe revalidatie het herstel kan bevorderen bij NA, richtte zich op de tweede hoofdvraag: of specifieke revalidatie, waarbij bewegingssturing opnieuw wordt aangeleerd, het herstel kan bevorderen, zowel klinisch, als in de hersenen. Dit deel bestond uit twee hoofdstukken over de NA-CONTROL studie. In dit gerandomiseerde onderzoek met controlegroep (RCT), vergeleken we specifieke multidisciplinaire poliklinische revalidatie in het Spierziekten Centrum Radboudumc, met reguliere zorg voor mensen met NA. In hoofdstuk 5 beschreven we het effect van deze revalidatie op verschillende klinische uitkomstmaten, zoals armfunctie, kracht, bewegingsbereik, pijn en vermoeidheid. In hoofdstuk 6 onderzochten we met functionele MRI scans het effect van deze revalidatie op hersenactiviteit tijdens het inbeelden van bewegingen in een deelgroep van de patiënten die aan de NA-CONTROL studie hebben meegedaan. Tenslotte gaf hoofdstuk 7 een samenvatting van de belangrijkste bevindingen en wat we daar van kunnen leren voor toekomstig onderzoek en het verbeteren van de revalidatiebehandeling bij NA. Deel 1 – Hoe de hersenen zich aanpassen na perifere zenuwschade bij NA Klinische experts hadden al langer het vermoeden dat een veranderde bewegingssturing vanuit de hersenen mogelijk een rol speelde bij de restklachten bij NA. Dit was echter nog nooit getest tot het onderzoek beschreven in hoofdstuk 3. Aan dit onderzoek deden 21 mensen mét en 20 mensen zonder NA mee. Alle deelnemers waren rechtshandig en de patiënten hadden allen bewegingsproblemen in de rechterarm en schouder. We onderzochten de reactietijden en het aantal gemaakte fouten tijdens een ‘motor imagery’ computer taak. Deelnemers kregen afbeeldingen van gedraaide handen te zien en moesten met een druk op de voetknop aangeven of de hand op het scherm een linker of een rechterhand was. De eigen handen waren afgeschermd en ze mochten deze ook niet bewegen. Uit eerder onderzoek wisten we al dat deelnemers de taak op lossen door,

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw