172 Nederlandse samenvatting Dit proefschrift bespreekt verschillende complicaties die kunnen optreden na de behandeling van hoofd-halskanker, waarbij met name gekeken wordt naar het kauwen, de speekselproductie en het slikken. Om het voedselproces goed te laten verlopen, zijn verschillende processen betrokken die tijdig en vaak ook gelijktijdig op moeten treden. Door de hoofd-halskanker zelf en/of de behandeling kunnen één of meerdere van deze processen worden aangedaan, waardoor problemen optreden bij het voedselproces. Het doel van kauwen is om voedsel af te breken in kleinere delen en deze aan elkaar te binden met behulp van speeksel. Op deze manier wordt het voedsel een bolus die makkelijk kan worden doorgeslikt. In de mond ondergaat voedsel daarvoor verschillende stappen: (1) Het voedsel wordt van de voorste tanden naar de kiezen getransporteerd. Hierbij werken lippen, tong, gebit, kaken en wangen samen met het aangemaakte speeksel om het aangeboden voedsel te vermalen. Tijdens het kauwen wordt het voedsel geanalyseerd door middel van smaak, reukzin in de neus en orale receptoren van het zogenaamde ‘somatosensorische systeem’. Dit systeem is onderdeel van het sensorische zenuwstelsel dat reageert op veranderingen in het lichaam. Wanneer deze sensorische cellen worden geactiveerd, zetten zij een proces in werking waardoor bijvoorbeeld smaak wordt waargenomen. (2) Het voedsel wordt omgezet in een voedselbolus door middel van speeksel en de kiezen die worden aangestuurd door verschillende spieren, waardoor het voedsel de gewenste consistentie krijgt om door te kunnen slikken. (3) Het gekauwde voedsel wordt naar het orofaryngeale, achterste gedeelte, van de tong getransporteerd. (4) De neus en luchtpijp worden afgesloten en de bovenste slokdarmsfincter wordt geopend, waardoor de slikactie veilig plaats kan vinden. Tijdens het kauwen en slikken zijn meerdere zenuwen en spieren betrokken die op een gecoördineerde manier samen moeten werken om de bewegingen effectief uit te voeren. Er zijn daardoor veel factoren die het kauwproces kunnen beïnvloeden, zoals het aantal occlusale eenheden (de tanden in de onder- en bovenkaak die op elkaar passen (‘occlusie’) om zo voedsel te vermalen), de bijtkracht, de maximale mondopening, de hoeveelheid en dikte van het speeksel en het gebruik van de spieren in de mond inclusief de tong. De maximale bijtkracht bepaalt de kracht die gebruikt kan worden om voedsel te vermalen en snijden. Wanneer de maximale mondopening vermindert, wordt de maximale bijtkracht lager en kan voedsel minder makkelijk worden ingenomen. De tong zorgt voor de beweging van voedsel tussen de tanden en vermengt het voedsel met speeksel om zo een voedselbolus te vormen. Speeksel is hierbij essentieel omdat dit het voedsel bevochtigt, een eerste aanzet geeft om vet en zetmeel af te breken, meehelpt in de smaaksensatie en helpt bij het creëren van een voedselbolus zodat deze gemakkelijk kan worden doorgeslikt.
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw