Thesis

201 Appendix van A- naar A+. Mensen die A+ werden op follow-up lieten subtiele achteruitgang zien op tests voor aandacht en executief functioneren, wat de klinische relevantie van amyloïd positiviteit bevestigt. Klinische implicaties/ implicaties voor toekomstig onderzoek In dit proefschrift laten we zien dat biomarkers belangrijke voorspellende informatie bevatten voor cognitief normale mensen met SCD die zich presenteren in een geheugenkliniek. Mensen die naar een geheugenkliniek komen vormen een klinisch relevante populatie, omdat ze actief hulp zoeken en op zoek zijn naar antwoorden op hun vragen en zorgen. Het concept van SCD wordt steeds belangrijker voor clinici, omdat steeds meer mensen met subjectieve cognitieve zorgen actief hulp zoeken. Mensen met SCD hebben vaak veel vragen of zijn bezorgd over hun risico op dementie. Tot voor kort was er nog niet zo veel bekend over deze vroege stadia en clinici wisten niet altijd het antwoord op alle vragen. Met dit proefschrift laten we zien dat het ongunstig is voor mensen met SCD om afwijkende biomarkers te hebben en dat biomarkers gebruikt kunnen worden om mensen te onderscheiden die een verhoogd risico lopen. Of deze resultaten direct vertaald kunnen worden naar mensen met andere SCD-kenmerken moet nog worden onderzocht. Mensen die medische hulp zoeken hebben bijvoorbeeld vaker afwijkende amyloïd waarden (dat wil zeggen, vaker de preklinische ziekte van Alzheimer) dan individuen met SCD in de algemene populatie die niet actief medische hulp zoeken (12-16). Toekomstig onderzoek moet deze populaties vergelijken en de generaliseerbaarheid van de bevindingen toetsen. De hoofdstukken in dit proefschrift laten consequent zien dat biomarkers op groepsniveau geassocieerd zijn met het risico op cognitieve achteruitgang en klinische progressie. Uiteindelijk zullen individuen die naar een arts gaan echter willen weten wat hun eigen specifieke risico is, gebaseerd op hun specifieke situatie. Er zijn twee belangrijke aspecten waar toekomstig onderzoek op moet focussen voordat het mogelijk is op individueel niveau een risico inschatting te maken. Ten eerste zouden grotere groepen mensen onderzocht moeten worden met een langere follow-up duur. Verder, zoals we ook lieten zien in hoofdstuk 3 voor specifiek amyloïd stapeling, zorgt het dichotomiseren van biomarkers voor verlies van informatie, omdat het gehele bereik van datapunten informatie bevat. Als alternatief zouden studies de biomarkers als continue variabelen kunnen gebruiken, waardoor de risico’s voor individuen betrouwbaarder ingeschat kunnen worden. Ten tweede, naast dat studies zich moeten richten op betrouwbaardere voorspellingen, zouden ze ook oog moeten hebben voor de praktische gevolgen van vroege opsporing van biomarker afwijkingen. Veel artsen vinden het moeilijk om informatie over biomarkers te delen A

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw