Thesis

161 APPENDICES Deel 3: Delier De diagnose delier wordt gesteld op basis van de diagnostische criteria zoals vastgelegd in de 5e editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5). De diagnostische criteria voor delier zijn: • een aandachtsstoornis (een verminderd vermogen om de aandacht ergens op te richten, vast te houden of te wisselen) en een bewustzijnsstoornis (een gedaald bewustzijn of een gedaald besef van de omgeving) én • een verandering die acuut is opgetreden (in uren tot dagen) en fluctuerende symptomen (de verschijnselen zijn in de avond en nacht meestal nadrukkelijker aanwezig dan overdag); • een verandering in cognitie (bijvoorbeeld oriëntatiestoornis, taalstoornis, geheugenstoornis) of de ontwikkeling van een waarnemingsstoornis (hallucinaties), die niet kunnen worden verklaard door (een zich ontwikkelende) dementie. Verschillende studies tonen grote verschillen aan in de delierincidentie bij in het ziekenhuis opgenomen patiënten. De diagnose delier wordt ook vaak gemist. Het kunnen voorspellen van een verhoogd risico op een delier kan leiden tot preventieve maatregelen en mogelijk ook tot verbeterde uitkomsten. Het is onduidelijk wat de toegevoegde waarde is van een prognostisch predictiemodel voor het voorspellen van een delier naast het klinische oordeel bij het inschatten van het delierrisico in de klinische praktijk door de behandelaar. In hoofdstuk 5 wordt in een retrospectieve cohort studie een delierincidentie van 3.5% gerapporteerd bij in het ziekenhuis opgenomen patiënten met vergevorderde kanker. De lage incidentie is mogelijk te verklaren door de relatief jonge leeftijd van de patiënten (gemiddeld 60 jaar), en het percentage electieve opnames (58% van alle ziekenhuisopnames). Oudere patiënten, vooral 70-plussers, hebben een grotere kans om delirium te ontwikkelen. Met een testset van 574 patiënten en 1733 ziekenhuisopnames werd een klinisch predictiemodel ontwikkeld ombij individuele patiëntenmet vergevorderde kanker het risico op het ontwikkelen van een delier te voorspellen. Het model had een gebied onder de curve (Area Under the Curve; AUC) van 0.81. De prognostisch meest relevante risicofactoren waren “acute opname” en “elektrolytstoornissen”; bij aanwezigheid van beide risicofactoren steeg het delierrisico naar 33%. De waarde van het predictiemodel is niet onderzocht voor de verschillendemotorische subtypes vaneendelier. Externe validatie van dit model moet plaatsvinden in vervolgonderzoek. In meer dan 50% van de gevallen wordt een delier niet herkend. Deze herkenning kan verbeteren door in de dagelijkse praktijk meetinstrumenten (zogenaamde bedside screeningsinstrumenten) te introduceren en te bepalen welke patiënten mogelijk een delier hebben en behandeling behoeven. Het lijkt aannemelijk dat patiënten de voorkeur geven aan een korte test in plaats van een uitgebreide vragenlijst en dat deze met een bekende zorgverlener (bij voorkeur een verpleegkundige) kan worden ingevuld. De

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw