Thesis

164 en/of een afname van de dichtheid van de zenuwvezels in de huid 10 cm boven de buitenste enkel. De huidige diagnostische criteria voor DVN zijn lastig toe te passen, vooral door tegenstrijdige protocollen voor de temperatuurdrempelwaardetest en omdat de methode voor het kleuren van de zenuwvezels in de huid erg ingewikkeld en tijdrovend is. Daarnaast is de gevoeligheid van de zenuwvezel dichtheid vrij laag, tussen 28-38%. Daarom wilden we in deze thesis onderzoeken hoe we het temperatuurdrempelwaardetest-protocol konden verbeteren, en kijken of het meten van zenuwvezels in het hoornvlies van het oog een snellere en makkelijkere methode kon zijn voor het bepalen van zenuwvezel dichtheid. We onderzochten ook of het testen van de autonome functie, zoals met de Sudoscan (zweetklier test), het meten van bloeddruk variatie, en een test met huidrimpels veroorzaakt door water, nuttige toevoegingen kunnen zijn. Tot slot bepaalden we of er een verband is tussen waar de klachten zich bevinden en waar de diagnostische testen worden uitgevoerd. Behandeling Er is op dit moment geen specifieke behandeling voor DVN. Daarom is het advies om eerst de onderliggende oorzaak van de aandoening te behandelen. Daarnaast kunnen medicijnen worden ingezet om de symptomen te verlichten, zoals antidepressiva, medicijnen tegen epilepsie of pijnstillers. Deze behandelingen zijn vooral gericht op het verlichten van de pijn, maar slechts ongeveer de helft van de patiënten ervaart een verbetering van zo’n 50%. Autonome hartproblemen Bij patiënten met DVN komt vaak autonome disfunctie voor, wat betekent dat het autonome zenuwstelsel, dat organen zoals het hart, de bloedvaten en zweetklieren aanstuurt, minder goed werkt. Dit kan leiden tot verschillende symptomen, afhankelijk van welk orgaan is aangetast. Een verstoorde werking van bijvoorbeeld het hart kan het risico op overlijden verhogen. De diagnose van cardiale autonome disfunctie kan onder andere worden gesteld met behulp van [123I]MIBG-scans, een methode die de activiteit van het sympathische zenuwstelsel in het hart in kaart brengt. Voor behandeling hiervan wordt soms de bètablokker carvedilol voorgesteld, omdat deze mogelijk beter werkt op het parasympatische zenuwstelsel van het hart dan de vaker gebruikte metoprolol. In het overzicht van de bevindingen hieronder vindt u een samenvatting van de resultaten per hoofdstuk. Overzicht bevindingen Hoofdstuk 2, gaf een overzicht over de anatomie van dunne zenuwvezels, de afwijking aan de anatomie bij DVN en de diagnostische methoden die worden gebruikt. DVN kan optreden als gevolg van veel verschillende aandoeningen, maar het kan ook voorkomen zonder bekende oorzaak (idiopathisch). Voor de diagnose zijn er verschillende hulpmiddelen beschikbaar: er zijn 23 verschillende vragenlijsten die patiënten kunnen invullen, genetsiche tests, en 3 methoden om de dichtheid van zenuwvezels te meten. Daarnaast zijn er 3 manieren om de gevoeligheid van de zenuwen te testen, 23 methoden om de autonome functie (automatische lichaamsprocessen) te controleren, en 2 methoden die niet specifiek de dunne zenuwvezels zelf testen. Er werd een figuur getoond waarin te zien is welke methode welk deel van het zenuwstelsel onderzoekt. Hierbij werd er onderscheid gemaakt tussen het parasympathische zenuwstelsel (dat helpt om het lichaam te ontspannen), het sympatische zenuwstelsel (dat het lichaam voorbereid op actie), en de verschillende soorten zenuwen, zoals adrenerge (gerelateerd aan adrenaline), non-adrenerge en cholinerge zenuwen (die met acetylcholine werken). Tot slot was er een systematisch literatuuronderzoek gedaan om de nauwkeurigheid van elke diagnostische methode te bekijken. 171

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw